Babyvoeding

We lopen achter ooms, tantes, neven en nichtjes aan. De jaarlijkse familiedag is elk jaar opnieuw een hele happening waar je niet graag wilt verzuimen. Helaas kan manlief niet aansluiten tijdens het middagprogramma: hij heeft teveel last van zijn schouder. En aangezien ook schoonzusje nog niet staat te trappelen om in een Canadese kano te stappen, houd ik haar en de echte oudere jongeren gezelschap. Een en al excuses natuurlijk: ik vind het veel te leuk om achter de kinderwagen met Caitlynn te lopen. Als onze groep de kelders van een oud fort induikt, grijp ik de kans met twee handen aan om haar het flesje te geven op een rustig plekje. Ik loop terug naar het restaurant en pak alle attributen met zorg uit. De eigenaresse komt naar me toe: ‘Sorry, u kunt hier eigenlijk nu even niet terecht, ik verwacht elk moment een grote groep die hier heeft gereserveerd.’ Ik leg haar uit dat ik bij die andere grote groep hoor die ook heeft gereserveerd. Caitlynn onderstreept dit door inmiddels wat duidelijker kenbaar te maken dat ze honger heeft. Vertwijfeld kijkt de mevrouw van de een naar de ander. ‘Geeft u borstvoeding? Want dan kunt u toch echt beter in de keuken gaan zitten.’ Ik schiet in de lach en vertel dat het mijn nichtje is. En dat ze een keurig flesje krijgt. Dan mogen we ons even terugtrekken in een afgelegen hoekje. Caitlynn gedraagt zich voorbeeldig (uiteraard) en de mensen die binnenkomen letten nauwelijks op ons. Als ik haar na het boertje weer in de kinderwagen leg en alles opruim, geef ik haar een dikke knipoog. Wij weten het wel, zij en ik. Nu de rest van de wereld nog.

Afgunst

Gelukkig ben ik van nature niet jaloers aangelegd. Ik gun een ander graag zijn of haar geluk. En ook wedstrijden hebben voor mij niet echt een speciale aantrekkingskracht. Het gaat mij meer om het spel dan om de knikkers. Niettemin kijk ik toch met een bepaalde mate van afgunst naar de foto’s die mijn zwager maakt. Zijn camera is volstrekt niet vergelijkbaar met de mijne. Voor hem is een loepzuiver en loeischerp plaatje van een lieveheersbeestje of een paprika die in het water valt een stuk gemakkelijker vast te leggen. Ik doe het hem hoe dan ook niet na. En ik kan het weten, want uiteraard heb ik wel een paar pogingen gewaagd! En die waren het vermelden hier beslist niet waard. Ik was zo’n beetje de enige die zag dat het een drijfnatte hommel op de rand van het zwembad was. Tot vorige week. Toen zag ik ineens een vlek op het raam. Nadere bestudering leerde dat een plaatselijke mot even een rustmomentje had ingecalculeerd. Ik greep meteen mijn camera. Het resultaat mag er zijn. Met een licht triomfantelijke grijns sluit ik dit berichtje af. Toch. Ach ja, iedereen moet zijn of haar zwakke punt een keer toegeven.

Bijwerkingen

Manlief heeft al een paar weken erg veel last van zijn schouder. Het gaat op en af, maar op zijn hevigst houdt hij zijn arm stijf tegen zijn zij geklemd. En doet zelfs ademhalen pijn. Waarschijnlijk heeft hij tijdens het indoor skydiven toch iets verrekt. En is die plek gaan ontsteken. We besluiten even langs de huisarts te gaan. Die beweegt de arm een keer tegen de klok in, schraapt manlief van het plafond en constateert een peesontsteking. Omdat manlief nog steeds erg veel tabletten moet slikken voor zijn hart, krijgt hij speciale medicijnen die elkaar ‘niet bijten’. En het advies het eventjes rustig aan te doen. Thuis lees ik de bijsluiter door. ‘He,’ zeg ik, ‘Dat is goed om te weten. Je menstruatie kan erdoor verergeren! Moet je dus wel even alert op zijn!’ Manlief lacht en kruipt met een boek op de bank. Ook muisbewegingen achter de pc worden vermeden. Als ik even later in de keuken sta, roept hij van beneden dat hij even naar de drogist loopt. ‘Ben zo terug. Ga even kijken of ze Alldays Boy hebben. Beter mee verlegen dan om verlegen!’

Welterusten

Manlief heeft een personeelsfeestje. Dus hij is laat thuis. Meestal is het andersom: ben ik sporten of naar een vriendin, terwijl hij het rijk alleen heeft. Ik geniet dus van mijn avondje ‘het-hele-huis-voor-mezelf’. Om half 11 gaat de telefoon: hij staat op het punt om te vertrekken. Maar hij heeft nog een hele rit voor de boeg. Ik slaap allang als hij eindelijk naast me in bed kruipt. We praten nog even. Ik vertel hem dat zijn oudste broer heeft gebeld. Dat ik een hele berg kleding heb weggestreken. Dat zijn moeder een email heeft gestuurd. En Floppy zo leuk met de bal heeft gespeeld. Ik heb een paar afleveringen CSI New York gekeken. En het boek dat ik aan het lezen ben is echt niet om door te komen zo langdradig. Maar aan de andere kant ook erg spannend. Dan vraag ik hem: ‘Kun jij ook niet slapen?’ Hij schatert en antwoordt: ‘Niet zolang jij blijft praten, nee!’ Beledigd keer ik mijn rug naar hem toe. Dan voel ik zijn warme adem tegen mijn oor: ‘Maar ik hou toch wel van je, hoor!’ Eindelijk val ik in slaap. De rest vertel ik morgen wel.

Flabbergasted (vervolg)

(Andre en AnonymousAndre worden nog steeds verzocht hier verre van te blijven)

En bleef het daar maar bij. Want ze hadden beloofd dat er hard aan een oplossing zou worden gewerkt. En dat ik dus maar regelmatig even moest controleren of het probleem was opgelost. Dus tussen twee bijeenkomsten door klik ik op de betreffende pagina. Even blijft het stil. Alsof ze zich beraden. Dan krijg ik een scherm: ‘U bent niet gemachtigd deze site te betreden’. Ik ben niet gemachtigd??? Ik sluit alles af en probeer het nog eens. Met dezelfde foutmelding als gevolg. Weer pak ik de telefoon om de helpdesk te bellen. Een jongen die ik toevallig al eerder heb gesproken neemt op. Als ik vertel dat ik geen toegang krijg, antwoordt hij: ‘Je belt ook zo vaak. Waarschijnlijk heeft een collega je nu geblokkeerd.’ Ik mis nadrukkelijk de gniffel aan het einde of de onderdrukte lach in zijn stem. Hij is bloedserieus. Het komt niet vaak voor, maar op dat moment geef ik het op. Ik ben niet meer boos, niet meer verdrietig, niet meer vasthoudend. Ik geef het gewoon op en ga aan het werk. Stilletjes, dat wel. Het ligt niet aan mij. De bewijzen zijn onderbouwd en steekhoudend. Maar ik heb er gewoon geen zin meer in. Een email popt up: ‘Kortgeleden heeft u contact gehad met onze IT-Helpdesk. Wij houden momenteel een onderzoek naar de klanttevredenheid. Wilt u ons laten weten hoe het contact is verlopen? Daar kunnen we van leren!’ Ik klik het mailtje onbeantwoord weg. Normaalgesproken doe ik hier altijd aan mee. Maar vandaag heb ik zelf meer dan genoeg geleerd. Hoe het niet moet!

Flabbergasted

Dit bericht is niet, ik herhaal niet bestemd voor lezers die André heten. Die worden vriendelijk doch dringend verzocht om iets anders te gaan doen. Voor degenen die nu nog online zijn: ik ben normaalgesproken prettig in de omgang. Echt waar. Heb inderdaad soms een scherpe tong, maar meestal toch uit een goed hart. Er zijn heel veel mensen in mijn omgeving die me écht aardig vinden. En niet ‘ondanks alles!’ Dit is belangrijke informatie om het volgende te begrijpen.

Vanuit mijn functie zorg ik voor een warm welkom van nieuwe collega’s. Ze krijgen een toegangspas en een postvak. Er wordt een laptop aangevraagd (wij hebben geen vaste werkplek) en een telefoon. En ze krijgen een informatieboekje over hun nieuwe afdeling. Natuurlijk is er een vaste volgorde in het aanvragen van de techniek. Om een laptop te ontvangen, heeft de nieuwe medewerker een account nodig om aansluiting te krijgen op het netwerk. Pas als dat is gebeurd, kun je de vervolgacties opzetten. Gisterenmiddag kreeg ik het bericht dat de aanvraag was afgewikkeld. Ik controleerde het gelijk in het adressenbestand en ja hoor, de betreffende naam stond tussen de andere collega’s. Maar toen ik namens hem het volgende verzoek wilde uitzetten, kreeg ik een foutmelding. Ik belde de Helpdesk en ze stelden me gelijk gerust. Ze werken soms zo snel, dat het bericht was verzonden vóór de synchronisatie. Ik moest het morgen nog maar eens proberen. Vanochtend ondernam ik een nieuwe poging. Helaas met hetzelfde resultaat. Ik belde weer naar de Helpldesk. Na enig zoekwerk moesten ook zij constateren dat er iets niet helemaal goed was gegaan. Er werd een melding van gemaakt en ze gingen ermee aan de slag. Vanmiddag werd er gebeld. Iemand van de Helpdesk. Of ik tevreden was over de uitvoer van de aanvraag. Verbaasd antwoordde ik dat deze nog niet helemaal was afgerond. Dat de naam van betrokkene wel in het adressenbestand stond, maar niet in het systeem. Hij reageerde dat dit niet zijn werk was. Dat hij er ook geen zicht op had. Hij hoefde alleen maar te vragen of ik tevreden was. Dus was ik tevreden? En zo nee, waarom niet? We hebben de discussie nog tweemaal herhaald. En toen gezamenlijk besloten dat het geen zin had. Ik was niet tevreden, maar daar kon hij niets aan doen. Ik heb hem een fijne werkdag gewenst en het gesprek beëindigd. Kom ik nou van Venus? Of komen IT-ers nou van de binnenlanden van Mars? Ik begrijp nu de kreet ‘flabbergasted’!

Stuiterend

Het nieuwe schooljaar staat voor de deur. De studenten zijn weer zichtbaar. En hoorbaar. Als ze niet luid zingend door de straat fietsen, laten ze wel grote bergen met plastic bekertjes achter bij een vage deur waar de Studentenvereniging kennelijk is gehuisvest. De verschraalde bierlucht is tastbaar. En vanavond is er blijkbaar bij de buren een kennis-makingsfeest. Het zoveelste. Manlief en ik kijken elkaar berustend aan en zetten de televisie wat harder. Elkaar verstaan is hoe dan ook niet mogelijk. Helaas houden ze het lang vol. Langer dan wij. Om vijf uur heb ik nog geen oog dicht gedaan. Zo spel je dus geradbraakt. De volgende ochtend. Ik stuur een berichtje aan mijn leidinggevende: neem een paar uur vrij om bij te slapen. Sleep me vervolgens door de dag heen. Werk volledig op de automatische piloot. En rol om half 8 mijn bed weer in: uitgeput val ik nagenoeg gelijk in slaap. De dag daarna. Na bijna elf uur word ik uitgerust wakker. Ik stuiter de trein in naar mijn werk. Heb er na vijf minuten op kantoor al acht kwinkslagen op zitten. Kom guitig uit de hoek tijdens het afdelingsoverleg. Maak opgewekt ‘nog net op het randje’ gepaste opmerkingen. Kortom: ben aanwezig. Of zoals een collega nadrukkelijk vraagt als ik het pand verlaat: ‘Ga je vanavond alsjeblieft niet te vroeg naar bed?’

Honden en bovenhuizen

Ik woon al heel lang op hetzelfde adres: een bovenwoning in een winkelstraat richting het centrum. Eigenlijk al bijna mijn hele leven. De winkel van mijn ouders is hier namelijk gevestigd. Toen mijn broertje werd geboren, verhuisden we naar de overkant. Vervolgens hebben we een jaar of tien in de wijk hiernaast gewoond. En zodra de twee appartementen boven de winkel vrij kwamen, trokken mijn broer en ik erin. Omdat het toch in het begin wel een beetje helemaal alleen in mijn eentje was, kwam Floppy bij mij wonen. Op zich is het niet handig om een hond in een bovenwoning te hebben. Hij moet een paar keer per dag de trap op en af en dat is niet goed voor zijn gewrichten. Maar ach, je denkt er niet bij na en hij weet niet beter. En aangezien hij na ruim 17 jaar nog steeds (met een klein beetje hulp) de trap bedwingt, laten we het maar zo. Vandaag is Sidney op bezoek. Zij vindt het hier ook gezellig. Op straat is altijd wat te beleven en ze kijkt graag naar buiten. Terwijl ik achter mijn werk-pc zit, komt er een draaiorgel voorbij. Sidney hoort de muziek ook en neemt een aanloop op de bank, met bal en al. Zodra ze het orgel ziet, begint ze enthousiast te blaffen. Het raam staat open. Dus de draaiorgeldraaier krijgt geen muntje in zijn bakje, maar een bal in zijn nek. ’t Is me nu helemaal duidelijk. Een hond hoort niet op een bovenhuis. Deze hond in elk geval niet!

Mannen en vrouwen in de dierenwereld

Een vrouwtjesvarken is een …. zeug. Een mannetjesvarken is een … beer. Een vrouwtjeskat is een … poes. Een mannetjeskat is een … kater. Een vrouwtjespaard is een … merrie. Een mannetjespaard is een … hengst. Een vrouwtjeshond is een … teef. Een mannetjeshond is een … reu. Een vrouwtjesrund is een … koe. Een mannetjesrund is een … stier. Een vrouwtjeskonijn is een … moer. Een mannetjeskonijn is een … rammelaar. Een vrouwtjeskip is een … hen. En een mannetjeskip is een … haan! Helemaal niet erg, hoor, collega. Als je het een keer eventjes niet weet. En we zullen het tegen niemand zeggen.

Oogje in het zeil

Ze keek me stomverbaasd aan: ‘Meen je dat nou echt?’ We stonden in hartje Parijs en ik had zojuist gezegd dat ik iets heb met de Eiffeltoren. Omdat ik ‘m bijna overal in de stad kan zien. Net alsof hij zo een oogje in het zeil houdt. En me beschermt tegen nare personen of zaken. ‘Maar je bent zo zelfstandig en eigengereid?! Jij waakt juist over anderen dat hen niets overkomt!’ Toch meende en meen ik het echt. Ik vind het prettig als iemand op de achtergrond alles een beetje in de gaten houdt, terwijl ik met volle teugen geniet van het leven. Die ervoor zorgt dat ik niet in alle sloten tegelijkertijd loop. En omdat deze rol te zwaar en veelomvattend is voor een persoon (of een Eiffeltoren), zijn er meerdere mensen in mijn omgeving die zich als beschermengel opwerpen, met manlief uiteraard voorop. Op de voet gevolgd door mijn vader met echte vleugels en mijn broer. Zo kan me niets gebeuren. Gisterenavond ging de telefoon. Een vriend die ik alweer te lang niet gesproken had. En die ook ooit zo’n eervolle benoeming heeft gekregen. We kletsen lang (heel lang) bij. Hoe het nu met manlief ging (goed!) En met zijn gezin (wat, gaat je jongste nu al naar school?) We spraken af om elkaar binnenkort te zien en verder bij te praten. Met een blije glimlach op mijn gezicht viel ik in slaap, wetend dat er over me wordt gewaakt. En dat voelt goed.