Hij komt, hij komt

Elk jaar kijk ik reikhalzend uit naar het moment dat de wintertijd weer ingaat. Niet alleen omdat ik dan van mezelf ongestoord dat ‘uur’ zomaar uit mag slapen. Maar de bijbehorende zondag is tevens het moment dat de feestverlichting weer wordt opgehangen. Ik woon al zo’n beetje mijn hele leven in deze straat, met uitzondering van een paar kleine uitstapjes naar nabijgelegen wijken. De lampjes geven de november- en decembermaand een heel speciale sfeer. En vandaag is het dan zover. Ik hoor het geluid van de stationair draaiende wagen langzaam dichterbij komen. Voor ons huis zijn twee aanknopingspunten. Ik zit met genoegen te kijken. Een van de mannen ziet me en stoot de andere aan. Beiden lachen me toe en gebaren de vraag of het zo goed hangt? Als het bakje met de heren weer naar straatniveau zakt, loop ik even naar buiten. Ze grappen of ik soms mee wil komen helpen. En vertellen dan dat ze dit al 20 jaar doen. Ik weet het, ik zie ze elk jaar weer komen. Het is dankbaar werk, achter veel ramen zien ze blije gezichten. Koffie slaan ze af: er moeten nog veel lampjes worden opgehangen. We wensen elkaar een prettige zondag. En prettig is hij!

VanVelzen

En ik had het nog zo gezegd: ‘We nemen niet allerlei troeperige souvenirs mee naar huis!’ Het bleef bij een theeknijper en een set beddenlakens (in de handbagage). Eenmaal thuis bleek dat ik toch nog een souvenir had meegenomen: een klein maar onmiskenbaar griepvirus. Gecombineerd met een migraine-aanval zat er niets anders op dan een paar dagen bed te houden. Een avondje kermis werd afgezegd, net als een paar belangrijke zakelijke afspraken. Een dagje sauna met vriendinnen: vergeet het maar! En thuis is het overdag nog steeds zo leeg zonder Floppy. Ik werd er sikkeneurig van. En al verdrietig klagend tegen Manlief, kwamen we eigenlijk op het idee. Ooit was Slopersbedrijf Bertje gevestigd in onze woning. Hij ging logeren en vloog van daaruit naar warme landen. Af en toe krijgen we een bericht dat hij is gezien, liggend onder een parasol met een leuk vrouwtje naast ‘m. Maar er was dus ruimte voor een nieuw filiaal. De buurman annex dierenwinkel had toevallig nog een jonge agaporis in het assortiment. En zo woont VanVelzen sinds vanochtend bij ons. Hij is klein van formaat, heeft een machtig stemgeluid en een hoge aaibaarheidsfactor. ’t Is geen nieuwe Floppy, daar zijn we nog niet aan toe. Maar het is niet meer zo stil in huis. Integendeel!

PS: Merken dat het aanroepen toch wel enige gewenning vraagt. Twijfelen nu over omdopen in Klukkluk. Hij luistert toch (nog) niet naar z’n naam.

PPS: Hebben goed gesprek gehad. Hij vindt zijn naam megavet. Dus het blijft VanVelzen.

Ontroerend weerzien

Toen we voor het eerst in Edinburgh kwamen, hoorden we over de legende van de Skye-terriër Bobby. Het hondje dat zijn baas John Gray twee jaar lang had gekend. En na diens dood twaalf jaar lang op zijn graf treurde. Disney heeft er een film over gemaakt. We bezochten zijn grafsteen en legden er een gedichtje bij. Met mijn stille wens: pas een beetje op mijn hondje. Natuurlijk werd mijn schoonmoeder tijdens onze vakantie meegesleurd naar deze plek. Greyfriars is ook een mooi en indrukwekkend kerkhof. Toen we weer bij Bobby’s graf stonden, had ik het even moeilijk. Bobby had woord gehouden en mijn wens vervuld. Floppy is bijna 18 geworden. Maar het gevoel dat er dit keer geen hond thuis op je wacht, drukte zwaar. We hebben een lekker drankje genomen in Bobby’s bar om de brok in onze keel weg te slikken. Net als Bobby heel lang geleden, als hij het graf van zijn baasje had bezocht.

Schotse humor

Mijn moeder en ik zijn al vaker in Edinburgh geweest. Het is een vriendelijke, toegankelijke stad. We weten onze weg te vinden naar de diverse highlights: Greyfriars Bobby, het kasteel, de Royal Botanical Garden, Hollyrood Palace. Maar mijn schoonmoeder was er nog niet eerder. Dus kopen we kaartjes voor een van de Hop On Hop Off-bussen. Op die manier krijg je een mooi overzicht. Je kunt overdekt zitten of lekker in de buitenlucht. En je kunt op- en afstappen wanneer je maar wilt. Bij het vertrekpunt staat een aardige meneer die kaartjes verkoopt. Ik leg uit voor welke route we kiezen. En geef het aantal personen op: ‘Two adults and two seniors’. Hij herhaalt: ‘So you want tickets for two adults and two students.’ Mijn Engels is niet zo vloeiend als dat van Manlief, dus duidelijker articulerend corrigeer ik hem: ‘No sir, two seniors!’ De man kijkt me aan. Wijst naar Schoonmama. En zegt: ‘Are you kidding me? So you’re saying that this lovely girl is not your younger sister?’ Schotten staan bekend als rustige nuchtere mensen. Maar ik heb er een gevonden met gevoel voor humor!

Edinburgh, here we come!

Onze mond valt open als we het appartement in Edinburgh betreden. Je moet het vaak maar afwachten of de foto’s op internet kloppen. Maar ze hebben niets teveel gezegd: vanaf de tweede verdieping op Princess Street, de belangrijkste winkelstraat, kijken we ook nog eens recht uit op het kasteel. De moeders, Manlief en ik laten ons wegzinken in het bankstel met een heerlijk kopje koffie dat de beheerder voor ons heeft klaargezet. En pakken dan de koffers uit: elke kamer heeft een eigen inloopkast. Manlief en ik gaan de straat op, zoekend naar een supermarkt voor de eerste levensbehoeften: chocolade, shortbread, scones, chips, wijn en bier. Na wat heen en weer lopen spreken we een Schot aan: ‘Are you a local? We’re looking for a supermarket.’ De jongen wijst ons vriendelijk de weg. Als we in de opgegeven richting niets vinden, proberen we het nog eens. Alweer een aardige inwoner: ‘You’re almost looking right at it!’ Zelfs de daklozen zijn vriendelijk en beleefd. En oprecht blij met kleingeld (‘sorry, we hebben nog nauwelijks muntjes’). Als we een paar uur later in een pub neerzakken, kijken we elkaar blij aan. Vakantie! We gaan er een heerlijke week van maken met z’n allen. To be continued.

Verdriet

We hebben P3 bij Schiphol nog maar net verlaten, of ik klik Twitter aan. Internet in het buitenland is duur, dus ik heb een week lang allerlei informatie gemist. Mijn oog valt op een bericht van een collega. Ze wenst een andere collega sterkte met het afscheid van een dierbare vriend. Ik twitter gelijk terug: ‘Wat is er gebeurd? Om wie gaat het?’ Een paar minuten later gaat de telefoon. ‘We hebben jou er bewust buiten gelaten. Je had je vakantie veel te hard nodig. Maar onze collega heeft vandaag afscheid moeten nemen van haar hond.’ Ik ben er stil van. Wist dat het ook een oudere hond was. En hoe stapelgek ze op haar was. Wat zal ze verdrietig zijn. Mijn vakantiegevoel is abrupt voorbij. Vandaag ruim ik de koffers op en doe ik de was. Lees ik de post door en haal boodschappen in huis. Mijn gedachten keren telkens terug naar mijn collega. Ik wil me niet opdringen. Maar ik denk dat ik weet wat ze doormaakt. Toch verwerkt ieder het op zijn of haar eigen manier. Zal ik haar bellen? Voor mij is het bijna zes maanden geleden. Voor haar begint het nu. Zo wik en weeg ik een tijdje. Dan neem ik een besluit. Ik klik Hyves aan en zie dat ze online is. Of ik even een appeltaart af zal geven? Het helpt niet tegen het verdriet. Maar het is warm. We spreken een tijd af. En even later sta ik in de keuken met een noodvaart te bakken. Soms moet je gewoon je gevoel volgen.

Run Forrest Run

Even zomaar wat cijfers: ik heb deze maand al vier keer hard gelopen. In totaal 2 uur, 19 minuten en 42 secondes. Bij elkaar opgeteld een afstand van 19,6 kilomete met een gemiddelde snelheid van 8,42 kilometer per uur. Vorige maand heb ik zes keer getraind, en aan één wedstrijd meegedaan. De gemiddelde snelheid daarvan lag hoger: 9,5 kilometer per uur. Waarschijnlijk heeft publiek langs de kant toch een snelheidverhogende werking! Vanaf de start in januari heb ik 111 keer een rondje hard gelopen. Daar was ik maar liefst 47 uur, 38 minuten en 13 secondes mee bezig. In totaal heb ik 359 kilometer gelopen op een drafje van zo’n 7,54 kilometer per uur. Meestal samen met mijn loopmaatje Manlief, soms in mijn eentje. Muziek op mijn hoofd met het juiste ritme als extra stimulans. En sinds een paar weken dus ook met een hartslagmeter om mijn tempo in toom te houden. En het allerbelangrijkste, los van deze cijfers: ik voel me er heerlijk en superfit bij!

Beter goed gejat

Als ik in de auto stap en de radio aanzet, val ik midden in een radiocommercial. De tekst is welbekend, alleen de toon is net even iets anders. ‘Goh’, zeg ik tegen Manlief. ‘Dit is volgens mij een commercial van mijn bedrijf. Maar ik hoor er iets vreemds aan.’ Dan wordt de naam van de concurrent genoemd. Ik kijk Manlief sprakeloos aan. De tekst is echt compleet overgenomen van onze vorige reclamecampagne. Die als ik zo vrij mag zijn op te merken inderdaad succesvol genoeg was om te worden gekopieerd. Op kantoor praten we er samen even over. Het mag in Nederland. Dus een reactie geven is lastig, los van het feit dat wij dan weer als kinderachtig kunnen worden betiteld. Het beste is dus om het maar te negeren. En als een compliment voor onze creativiteit te beschouwen. ‘Ach’, zeg ik afsluitend. ‘En anders stuur je een e-mail aan hun hoofd Communicatie. Met de vraag of we hen gewoon in de c.c. zullen opnemen bij de voorbereidingen van onze volgende campagne!’

Humor op Mars

Alsof het gisteren was. We zaten aan tafel en ik vertelde Manlief dat we zo enorm gelachen hadden op kantoor. Eigenlijk om niks. Maar iemand begon over de omroepinstallatie bij de Efteling: ‘Telefoon voor de heer H.B. Gijs. Firma Papyrus op lijn 3 voor de heer Gijs.’ Aangevuld met ‘Juffrouw R. Kapje is haar oma kwijt.’ En ‘Wil de heer E. Strekje zijn auto verplaatsen a.u.b.’ Inderdaad, je had erbij moeten zijn. Maar wat hadden we een plezier. Manlief hoorde het meewarig aan en schudde zijn hoofd over zoveel onzinnigheid. En nu vertelt Manlief met pretlichtjes in zijn ogen over de lol die hij en zijn collega’s vandaag hadden over de komst van een aantal nieuwe collega’s. Bo ter Ham bij Klantenservice. Anna Nas bij Distributie. En Koos Busters bij Ongediertebestrijding. Hij begreep niet waarom ik ineens gierend van de pret bijna van mijn stoel afviel. Je had erbij moeten zijn, inderdaad.

Zon, zee en dakterrashutjes

‘Goh’, mopperde ik afgelopen week tegen Manlief. ‘Het zit de laatste tijd ook niet mee. Of ik ben ziek. Of afwezig. Mijn schouder gooit roet in het eten. Of ik heb het heel druk met andere dingen. En als ik dan een keer tijd heb, dan regent het. Maar het strandhutje (lees: dakterrasschuurtje) moet echt in de beits voor de winter!’ En alsof iemand daarboven het opving en er ook iets mee kon en wilde doen: vandaag krijgen we nog een laatste dag zomer in de herfst. Ik had het etablissement vooraf stevig in het plastic verpakt, zodat het hout goed droog zou zijn. En ging gelijk na het ontbijt aan de slag. Buurvrouw hing af en toe over haar balkonreling om tips van bovenaf te geven. En Manlief zorgde voor regelmatige versnaperingen. Aan het eind van de middag was het klaar. Het resultaat is grandioos. Hoe het weer de komende maanden ook zal zijn: ons dakterras heeft voortaan een (op)vrolijk(end) kleurtje!