Darwin heeft samen met negen andere puppies elke donderdagavond les. Het gaat nog spelenderwijze. Straks, bij de échte opleiding, dan worden z’n foutjes en streken niet meer weg gewoven. Maar nu mag het nog eventjes en leert hij vooral hoe hij moet leren. Er zit van alles tussen: twee Franse bulldogs, een schapendoes, een Brenner Sennen, een labrador. En een dove chihuahua. Zijn bazinnetje kan er smakelijk over vertellen. Hij struikelde een keer en viel toen bijna van de stoeprand. Zij schrok natuurlijk. En knuffelde hem bovenmatig om hem te troosten. Sindsdien reageert hij als een dramaqueen bij het minste of geringste om dezelfde reactie op te roepen. Maar nu hebben we hen al een paar weken niet gezien. De puppycursus is niet verplicht voor de vervolgopleiding, maar om een certificaat van deelname te krijgen (en wie wil dat nu niet) moet je wel minimaal zeven keer van tien aanwezig zijn geweest. Als de honden socialiseren (lees: elkaar op de speelwei het leven zuur maken), vraag ik onze trainster naar de reden. ‘Oh, dat is een naar verhaal’, zegt ze. ‘Hij ontsnapte toen ze de riem wilde vastmaken en schoot zo de weg op. Recht onder een auto. Hij heeft een pootje gebroken.’ Ik doe moeite om mijn lachen te houden. Het is echt zielig! Maar een pootje van een chihuahua-pup in het gips zetten. Ga d’r maar aan staan. Hopelijk is hij snel weer hersteld.
Maandelijks archief: mei 2012
McDrive
Zo af en toe mag ik van mezelf genieten van een McDonalds-lekkernij. Zeker nu er een filiaal op de weg tussen de dagopvang van Darwin en thuis staat. Maar ik houd me in. Ik heb met studie het onderzoek van een paar jaar geleden gevolgd, dat het allemaal zo slecht niet is voor je gezondheid. Niettemin bevat het merendeel vetten die je beter kunt vermijden. Dus alleen als ik heel braaf ben geweest, neem ik de afslag richting McDrive. Manlief daarentegen heeft minder moeite met het ontwijken. Hij vindt het eten niet echt bijzonder. Dus als er alternatieven zijn, is de keuze niet moeilijk. Onze gezamenlijke bezoeken aan McDonalds zijn dus op een hand te tellen. Hoe groot zijn onervarenheid was, begreep ik vorige week pas goed. Toen we van de uitvaart terugkwamen en Manlief me wilde tracteren op een McShake. Hij draaide de McDrive in en gaf gas! We schoten voorbij de bestellingpaal. ‘Terug’, commandeerde ik hem. ‘Weet je soms niet hoe het moet?!’ En dat wist hij inderdaad niet. Hij was op weg naar het eerste hokje zonder te weten dat dit pas mocht nadat je had doorgegeven wat je wilde. Een hele ervaring rijker reed hij het parkeerterrein weer af, met een McShake en een McFlurry. Mij schaterlachend naast zich. Maar onze Vriend trok gisterenavond partij voor hem, toen ik het wederom sniklachend vertelde. ‘Ik weet het ook pas een jaar of drie a vier, hoor!’, vertrouwde hij Manlief toe. ‘Dus laat haar maar lachen!’ Ik veegde de laatste tranen weg en gedroeg me de rest van de avond voorbeeldig. Morgen gaat Darwin weer naar de dagopvang. Ik wil niet het risico lopen dat ik niet braaf ben geweest natuurlijk.
Jij lust vast wel een ijsje
De uitvaart van mijn collega Robert is triest. Ontroerend mooi, met een traan en een lach. Maar als we afscheid moeten nemen van hem tijdens juist dat liedje van Marco Borsato, rollen de tranen onbeheersbaar over mijn wangen. In de koffiekamer is het troosten en getroost worden. Ik condoleer zijn moeder die na het horen van mijn naam haar hand voor haar mond slaat. ‘Je bent de taartenbakster. Hij was zo dol op je cake!’ Na afloop rijd ik naar het werk van Manlief, die het stuur overneemt en mij even een kneepje in mijn knie geeft. Hij hoeft niets te zeggen, ik praat. Over de dappere speeches van een bevriend collega en van zijn broer. Het verhaal dat de liefde van zijn leven vertelde, die hij pas zes jaar kende. Een vriend van hem leest een brief voor. Zijn vrouw kon niet komen omdat het ook met haar heel slecht gaat. En zijn ouders, die breekbaar maar toch plaatsnemen achter de microfoon. Dan stopt Manlief bij McDonalds: ‘Jij lust vast wel een ijsje’ Door mijn tranen heen lach ik naar hem. Wij leven. En we genieten van elke dag. Ook momenten dat je beseft hoeveel plezier je hebt gehad met iemand die er nu niet meer is, geven een warm gevoel. Mijn hoofd is gevuld met mooie herinneringen. Vaar wel en tot ziens, Robert! Het is goed zo.
Heerlijke hond!
Onze dierenartspraktijk heeft een speciale puppyservice: gedurende het eerste jaar zijn er regelmatige controles door de assistente of de dierenarts zelf mogelijk. Gewoon om ‘m goed in de gaten te houden. Dus vanmiddag ging ik op pad, samen met mijn moeder voor de jaarlijkse beurt van Sydney. In de wachtkamer kreeg Darwin al complimentjes. Hij was zo gegroeid in die paar weken en wat ging hij netjes zitten (puur toeval). Toen mocht mijn moeder door de ene deur naar binnen en ik door de andere. De assistente bekeek hem nauwkeurig. Zijn tanden staan op punt van wisselen. En het ene balletje is nog steeds niet ingedaald. Verder was hij keurig op gewicht: 7,5 kilo. Het was wel handig om nu te beginnen met tanden poetsen, zodat dit straks voor hem een normale actie wordt die tandsteen en -bederf voorkomt. De dierenarts zelf kwam ook nog binnen nadat hij Sydney had goedgekeurd. Hij prees Manlief en mij voor de vorderingen die we duidelijk al maakten met de opvoeding van Darwin. Beagles hebben een eigenzinnig karakter. Maar zolang dat ondergeschikt is aan onze eigenwijsheid, wordt het echt een heerlijke hond!
Rokjesdag
’t Wordt een moeilijke dag vandaag. Maandag is al niet mijn favoriete dag. En vandaag zie ik de meeste van mijn collega’s voor het eerst sinds het overlijdensbericht van Robert. Als ik voor mijn kledingkast sta, kies ik dus bewust voor een rokje en een blouse. Ik voel me het prettigste in een spijkerbroek en gemakkelijke trui. Maar ik weet dat ik zelfvertrouwen uitstraal met hakken. En dat heb ik vandaag nodig. Ik knuffel Darwin en Manlief gedag en loop kantoor binnen. Vrijwel onmiddellijk krijg ik een complimentje van de receptionist: het werkt. Ik glimlach en stap iets rechter de roltrap op. Het wordt inderdaad een emotionele dag. Maar ik sla me erdoor. Als een van mijn collega’s opmerkt dat de split aan de zijkant ‘net’ kan, kijk ik enigszins verontrust. Maar het is een grapje, en we lachen er samen om. Als ik een gebakje voor een verjaardag afsla, licht ik toe dat ik wel in dit rokje wil blijven passen natuurlijk. Dat het niet zo strak moet gaan zitten dat ik het niet meer aankan. Mijn collega heeft een betere oplossing: ‘De split gewoon tot aan de riem. Lekker luchtig en net zo gemakkelijk!’ We lachen er weer om. En met rechte rug en rust in mijn hoofd loop ik aan het eind van de werkdag terug naar het station. Kleren maken inderdaad de man. En de vrouw!
Baas en hond
We lopen in het bos als we een tenger meisje, type Paris Hilton, tegenkomen. Ze trekt een tegenstribbelende chihuahua met zich mee. Manlief en ik glimlachen even tegen elkaar: ze lijken op elkaar. Een stuk verderop wordt die glimlach nog breder: een stevig gebouwde man laat zijn buldog uit. Manlief grinnikt: “Hoe zou het toch komen dat iemand ooit dat spreekwoord verzon?!” Het is heerlijk weer en de zon is regelmatig door het gebladerte te zien. Darwin loopt los en luistert goed als we ‘m roepen. Manlief maakt een foto als hij tussen ons heen en weer holt. Dan komt een ouder echtpaar ons tegemoet. De vrouw zakt gelijk in bewondering door haar knieën. “Wat ben jij een schatje, wat ben je mooi, wat ben je lief, wat ben jij ..” en zo gaat ze nog even verder. Ook de man staat vertederd te kijken. Dan zeggen we elkaar gedag en lopen door. Totdat we buiten gehoorafstand zijn. Dan gieren we het uit. “Mooi zo”, zegt Manlief vergenoegd. “Wij hoeven ons dus geen zorgen te maken. Want ook bij ons geldt ‘hond lijkt op baas’ natuurlijk!”
Afscheid nemen bestaat niet
Marco Borsato zingt het met een hoorbare intensiteit. Maar waarom doet het dan zo’n pijn? Ik werk dit jaar 25 jaar bij mijn bedrijf. En heb door de aard en hoeveelheid functies enorm veel mensen leren kennen. Vandaar dat ik wat vaker definitief afscheid moet nemen van een collega dan bijvoorbeeld Manlief. Ook vandaag was er weer een niet onverwacht maar stevig aankomend overlijdensbericht: een collega die na een ongelijke strijd vannacht is overleden. Ik kende hem pas een paar jaar. Het klikte vrijwel gelijk: het was een lieve, attente en goedlachse man. En gek op mijn taarten! Op de uitvaart van een collega begin vorig jaar spraken we nadrukkelijk samen af dat zij voorlopig de laatste zou zijn. Mede door haar onverwachte dood lieten een aantal van ons zich fysiek helemaal nakijken. En waren we blij met de uitslag: alles was in orde. Maar een paar maanden later voelde hij zich niet lekker. De artsen wuifden zijn zorgen weg. Toch zette hij door. En gelijk had hij: het was goed mis. Hij ging vol goede moed het loodzware traject in. Hield ons op de hoogte en zich vast aan onze betrokkenheid. Maar de berichten werden slechter en slechter. Met mijn verjaardag stuurde ik hem via TNT een zelfgebakken cake. Hij sms-te dat hij niet meer zo goed kon eten. Maar nog steeds heel blij was met de taart! Een paar weken geleden kwam het zwaard van Damocles omlaag: er was geen hoop meer. Vannacht is hij in de armen van zijn partner overleden. Lieve, lieve Robert. Ik zal je zo missen. Vaar wel. Het was een eer je gekend te hebben!
She’s got legs!
Tijdens het afdelingsoverleg gaan we uiteen in groepjes om wat vragen te beantwoorden. Iemand moet het vervolgens presenteren. Maar iedereen is moe van de hoge werkdruk de laatste weken. En wat minder gemotiveerd. Ons groepje is dus wat opstandig. Ik vind het nooit zo’n probleem om voor een groep te staan, maar ik ben er eigenlijk ook wel een beetje klaar mee. Dus kort en krachtig deel ik onze bijdrage met de overige collega’s. Reacties pareer ik daadkrachtig en zonder omwegen. Ik straal zelfvertrouwen uit. Als ik weer naar mijn plaats loop, fluistert mijn buurvrouw dat ik er écht stond. Ik glimlach, het was vooral mijn bui. De rest van de dag ontvang ik regelmatig een complimentje. Ik aanvaard ze wederom met een lach. Meestal loop ik als het druk is in een lange broek in het volstrekt nergens op gebaseerde idee dat ik dan sneller kan werken. Vandaag had ik een rokje met een jasje aan. Ook dat gaf een andere uitstraling. Dan spreekt een collega me aan. ‘Ik wil het toch even kwijt. Je presentatie was goed, hoor, daar niet van. Maar we vonden vooral dat je zulke mooie benen hebt! En dan die hakken! Top!’ Ach ja. Communicatie kent vele facetten. Vandaag waren het niet de woorden, maar de uiterlijke aspecten die de meeste indruk maakten!
Bewijsmateriaal
“Laat ‘m af en toe ook gewoon even pup zijn”, zei mijn moeder in al haar wijsheid. “Het is een jong hondje en jullie zijn volop bezig hem een goede opvoeding te geven. Zodat je er later veel plezier aan hebt. Maar hij moet ook ondeugend kunnen zijn zonder dat je in zijn nek hijgt. Dan gaat er maar een keer een vaas om of wordt een kussen aan flarden gebeten.” Ik zucht, maar moet haar gelijk geven. We houden hem voortdurend in de gaten. Dat kost veel energie en het is niet altijd investerend in een goed luisterende hond. Dus soms zien we nu iets moedwillig door de vingers. En eerlijk is eerlijk: ik schiet toch ook in de lach bij die reclame van Nikon met ‘I am innocent’! Hoe erg kan het zijn?! Als ik hem het balkon op zie gaan, laat ik ‘m even betijen. Hij kan er weinig kwaad. Denk ik in al mijn onschuld. Want als ik na tien minuutjes toch een oogje in het zeil werp, zie ik het terras bezaait met potaarde. En een intens onschuldig kijkend hondje met twee zwarte voorpootjes. Hij zegt van niets te weten. Kijkt net zo verbaasd als ik naar de puinzooi. Ik maak een foto als bewijsmateriaal, mijn kaken krampachtig in bedwang houdend. Laat ‘m af en toe gewoon even pup zijn. Jaja.
Graven
Het lijkt erop dat Darwin zijn melkgebitje gaat wisselen voor grotehondentanden. Hij bijt en knauwt op alles, en duidelijk zonder sloopintentie. We hebben dus speciale kluifjes gehaald voor hem. De trainster van de puppycursus adviseert zelfs om ze in de diepvries te leggen, dan zijn ze lekker koel. Maar het lastige is: ze verdwijnen telkens. Niet alleen in zijn bek, maar ook gewoon, poef, weg. Als ik hem wat meer in de gaten houd, zie ik de reden. Hij begraaft ze als hij uitgeknabbeld is. Nu wonen wij op een hoog. Dus begraven valt nog niet mee, de potten op het dakterras uitgezonderd. Dat heeft Darwin ook snel in de gaten. Dus als je nu een kussen opligt, of het gordijn opzij doet, is de kans groot dat je een kluifje vindt. Het maakt het spel alleen maar leuker natuurlijk. En ondanks alles is het geen opgever. Hij blijft proberen om toch op de een of andere manier door de vloer heen te komen. Het wachten is nu op de benedenbuurman die aanbelt omdat hij een kluifje heeft gevonden.