Er kan er altijd eentje bij

Het was me al eerder opgevallen: een bij die ijverig over het dak grenzend aan ons terras vloog. Toen ik wat beter keek, zag ik dat hij regelmatig het daklook in kroop. Vaak met een stukje blad tussen de pootjes. Die was duidelijk bezig een korf voor zichzelf te beginnen. Manlief kwam ook eens kijken. ‘Zit er een koningin bij?’, vroeg hij olijk. Ik schoot in de lach. ‘Ja hoor, ze vloog net voorbij!’, kaatste ik terug. Terwijl we van een kopje koffie genoten, zagen we steeds meer bijen in en uit het look vliegen. Even vroeg ik me af of we niet moesten ingrijpen. We zitten vaak en graag op het dakterras. Daarbij hebben we natuurlijk respect voor onze buren. Maar we verwachten van hen dan ook min of meer eenzelfde gedrag. ‘Ach’, mompelde Manlief afsluitend: ‘Er kan er altijd eentje bij!’

Er gaat niets boven Groningen

Om het gedoe afgelopen winter een beetje goed te maken, hebben we van NS een gratis dagkaart gekregen. Enige voorwaarde is dat we na 9 uur reizen. En een stad die al langer op ons wensenlijstje staat, is Groningen. We zitten blijkbaar in een populaire trein richting het noorden, want het is druk. In aantal mensen en in aantal decibellen: er wordt heel wat op los gekwebbeld. Het merendeel bestaat uit wat oudere mensen die niet om een praatje verlegen zitten. De meneer naast me slaat het worstenbroodje af en vertelt dat hij op weg is om de fiets van zijn broer op te halen. Die is twee maanden geleden overleden en heeft hem een fiets nagelaten. Hij woont in Venlo, dus het is best een eind weg. De mevrouw aan het andere kant van het gangpad begint over laptops. En hoeveel plaats die innemen in de trein. Ze is fors maar vrolijk. Haar man licht na een tijdje toe dat ze maar een keer per jaar naar buiten mag. En dat ze dan een beetje aanwezig is. In Zwolle stappen we over. Dit keer neemt de forse mevrouw naast mij plaats. Tijdens het laatste uurtje wijs ik Manlief op een heel groot konijn/kleine haas in het weiland. Een stel ooievaars op een nest. Een wegspringende ree. En een koe die aan het kalveren is. Het is heerlijk weer en ik heb zin in een dagje samen uit. Dus ook ik ben best aanwezig in onze coupe. Dan buigt de mevrouw zich naar Manlief toe. En zegt op vertrouwelijke toon: ‘Zij mag zeker ook niet zo vaak mee naar buiten, he!’

Maandagochtend

Haar koffer staat pontificaal in het midden tussen de vier stoelen. Ze doet een halfslachtige poging om ‘m in de bagagesleuf te plaatsen, maar daar is hij veel te groot voor. En dus blokkeert hij nu twee zitplaatsen. Op de derde ligt een grote rugzak en op de vierde zit ze zelf. Met een uitdagende blik in haar ogen: ‘Wie doet me wat!’ Als de conducteur voorbij komt, kijkt hij even en besluit dan om er niets van te zeggen. Maar het is een drukke trein. Een heel drukke trein. In de spits! En elk station waar we stoppen, stappen meer mensen in. Een meisje blaast nijdig haar pony uit haar ogen en ziet dan gelukkig nog een andere plek verderop. Twee heren zijn minder flexibel. Met een hoop gedoe en verbaal geweld verschuift de koffer uiteindelijk naar het middenpad. Daarmee de doorgang volledig blokkerend. De mannen zijn geïrriteerd. Geen prettig begin van de werkweek. Ook de vrouw is boos. Geen fijne start van de vakantie. Waarom is het toch soms zo moeilijk om een beetje rekening te houden met elkaar?

Flopperietjes: status

De laatste dagen was het stil om mij heen. Heel stil. Iedereen werd op grote afstand gehouden. Emails werden minder snel dan men van mij gewend is beantwoord. Voicemails niet teruggebeld. Het huiswerk voor de schrijverscursus werd vooruit geschoven. Voetbal-wedstrijden slechts met een half oog bekeken (behalve die van Oranje dan). Zelfs lunchpauzes zei ik resoluut af: ‘ik wil even verder werken aan mijn boekje!’ De laatste check, nog een keer alle kopteksten en regeleindes controleren. En terecht, want je blijft foutjes vinden! Maar nu is het dan zover. Het manuscript is weg. Het ligt bij de drukker. Die gaat ermee aan de slag. Ik krijg nog een laatste drukproef te zien. En dan, dan is het boekje Flopperietjes af. Beschikbaar voor iedereen die erin geinteresseerd is. Ik hoef me alleen nog maar druk te maken over het vaststellen van een prijs, een aan een ISB-nummer gekoppelde verplichting hier in Nederland. Ik kan nauwelijks wachten tot ik het eindresultaat in mijn handen heb. Wat zal ik nou eens gaan doen met de rest van mijn weekeinde ….?

Onrechtvaardig

Als mijn moeder beneden komt na een ochtend hard werken op de zolder-verdieping, stapt ze midden in een plas. Toen Floppy er nog rondliep, waren we wel gewend aan een ongelukje hier en daar. Maar Floppy is niet meer. Sydney nog wel. Ze wordt ogenblikkelijk ter verantwoording geroepen. En ondanks tegensputteringen wordt haar mantel stevig uitgeveegd. Stoute, stoute hond! Als Sydney verongelijkt en wel voor straf in haar mand ligt, ruimt mijn moeder de boel op. Dan hoort ze achter zich iets. Het komt uit de toilet. En nu ze beter kijkt: er komt nog meer uit de toilet! Het blijkt verstopt! Allerlei viezigheid stroomt het huis in. De loodgieter wordt gebeld en het euvel wordt verholpen. Er blijken wortels in de riolering te zijn doorgedrongend en die veroorzaakten de blokkade en bijbehorende overstroming. Als alles geregeld is, loopt mijn moeder nederig naar Sydney toe. Maar die is nog steeds diep beledigd en wil van geen goedmakertje weten. Pas na heel veel kroelen en praten laat ze zich overreden. Het is geen haatdragend type. Maar ook voor een hond zijn er grenzen.

Paspoort (slot)

Want zo stond ik dus een dag later bij dezelfde infobalie. Dit keer bemand door een jongen met donker haar en een goed humeur. Hij gaf me een briefje met een nummer en zei dat ik met een paar minuutjes opgeroepen zou worden. En hij had gelijk: even later zag ik mijn nummer achter ‘balie 22’ verschijnen. Ik keek naar de rij loketten. Ze liepen tot en met 18. En toen was het op. Vertwijfeld keek ik de jongen aan. Die keek naar de oproep en gebaarde toen naar achter. Helemaal aan het eind van de hal stonden nog een paar loketten, waaronder nummer 22. De juffrouw erachter keek naar mijn afhaalbewijs en zei: ‘U moet niet bij mij zijn. Ik ben van de aanvragen. U komt een paspoort afhalen. Dat is vooraan in de hal.’ Ik was te verbluft om iets te zeggen. En dus wees ze nog een keer nadrukkelijk naar voren. ‘U moet naar balie nummer 10. Goedendag!’ Met de moed in de spreekwoordelijke schoenen sjokte ik terug door de lange hal. Bij balie nummer 10 stond iemand juist af te rekenen. Toen hij wegliep, meldde ik me met de moed der wanhoop. Tevergeefs. ‘U bent nog niet aan de beurt. Wachten tot uw nummer verschijnt.’ Mijn toelichting was aan dovemansoren gericht. Maar weer ging de bel. En weer verscheen mijn nummer, ditmaal vergezeld van ‘balie 7’. ‘Ik moet niet bij u zijn’, vertelde ik aan de leuke jongen achter het loket. ‘Ik kom mijn paspoort ophalen. En ik heb echt al jullie kastjes en al jullie muren gezien! Ik wacht op balie nummer 10.’ De jongen zei niets maar knipoogde. Hij verdween om even later terug te keren met een brede gllimlach. En mijn paspoort. En ik leefde nog lang en gelukkig. In elk geval de komende vijf jaar!

Paspoort (vervolg)

Terwijl Manlief een rondje voor het stadskantoor draait, sprint ik naar binnen om mijn paspoort op te halen. Als ik me meld bij de infobalie, kijkt de medewerkster verveeld naar het afhaalbewijs. ‘U heeft geen afspraak gemaakt. Dat moet. Anders kunt u daar in de rij aansluiten.’ Ik kijk langs haar uitgestrekte hand richting een groep van zo’n zestig wachtenden. Voor mij! Dacht het niet. ‘Het is me niet gezegd toen ik dit document kreeg’, werp ik nog tegen. ‘En het staat er ook niet op!’ Ze is niet onder de indruk: ‘Zo werken we al jaren!’ Lekker! Ik kom hier maar eens in de vijf jaar! Maar goed, er rest me niets anders dan terug naar huis te gaan en een afspraak te maken via internet. Dat valt nog niet mee. Een afspraak om een paspoort te laten maken is zo gedaan. Maar er is geen optie om reisdocumenten af te halen. Gefrustreerd bel ik het info-nummer. ‘Toets een 1 voor afhaalservice’ zegt een mechanische stem. Ik druk op de 1. ‘Met Sjaak’, klinkt het aan de andere kant van de lijn. Ik leg hem uit dat het me niet lukt om een afspraak te maken. ‘Dat weet ik ook niet, hoor’, luidt zijn antwoord. ‘Je spreekt met de afVALservice!’ Gelukkig ziet hij er de humor van in en verbindt hij me door. Weer vertel ik mijn verhaal. ‘Dat is een bekende klacht,’ is de juffrouw het gelukkig met me eens. En als ik verongelijkt zeg dat er ook weinig medewerking aan de balie was: ‘Een mevrouw met donker haar zeker?! Viel me vanochtend al op dat ze zo humeurig deed!’ Ze maakt een afspraak en wenst me nog een prettige dag verder. Maar dat was nog lang niet alles ….

Haar eerste verjaardag

En toen was ze ‘ineens’ alweer een jaar oud. Mijn jongste nichtje. Ik had een fantastisch cadeau gekocht voor haar, iets dat ook echt bij ons paste. Een puppy van Fisher Price. Hij zingt liedjes en vertelt dat hij een gele voet en een blauw oor heeft. Ik had alle mogelijkheden uitvoerig getest en uiteindelijk akkoord bevonden. Verwachtingsvol togen we dus naar haar verjaardagsfeestje. Maar het zijn rare maanden geweest. Ik heb haar weinig gezien en ze voelde feilloos het verdriet om Floppy aan. Ze moest dus niets van me weten en begon te huilen zodra ik haar oppakte. Haar moeder kwam op het idee om eerst het cadeau uit te pakken. Een schot in de roos: ze was er weg van. Vervolgens gingen we er samen mee op de grond zitten spelen. We hadden groot plezier, zo saampjes. Van haar ouders kreeg ze een hobbelpaard met muziek in zijn oortjes. We maakten er een hele Wildwest-show van. Ze schaterde het uit. Toen we terug naar huis reden, keek ik manlief glimlachend aan. Het komt wel goed. En anders koop ik voor mezelf ook gewoon zo’n Fisher Price pup!

Waanzinnig!

We waren er nog niet uit: doen we dit jaar iets met ons eerste lustrum of niet. Vijf jaar getrouwd is iets leuks om bij stil te staan. Maar het heeft ons niet veel moeite gekost om zover te komen. Dus om er nu speciale aandacht op te vestigen? En net toen kreeg ik een berichtje van Albert Niland, de Ierse gitarist/zanger die Paradiso plat speelde. Of we interesse hadden in iets nieuws: een thuisconcert. We waren gelijk om! De gastenlijst werd met beleid opgesteld: geen kletsavond, maar vooral genieten van zijn muziek. Als je er tenminste van houdt! Anders niet komen. En zo zaten we met 20 verwachtingsvolle vrienden en familieleden in een kring om hem heen. Hij was goed. En leuk. Maakte grapjes tussendoor. Dat het voor hem ook best wel spannend was, zo’n prive-concert. Voor hetzelfde geld kom je bij een ‘Silence of the Lambs’-familie terecht! Toen hij ons favoriete nummer Galway Town opdroeg aan Floppy, was het even flink slikken. Maar we voelden ons veilig in de warme genegenheid van de aanwezigen. Na het optreden bleef hij nog lang hangen. Het was zo gezellig. En iedereen had enorm genoten. Uiteindelijk kroop ik heel, heel ver na mijn bedtijd dicht tegen manlief aan. We hebben een prachtige herinnering toegevoegd aan de vele andere rondom onze trouwdag. Wat een feest!

Een juweeltje van een Floppy

Toen mijn vorige leidinggevende haar hanger liet zien met daarin wat as van haar overleden zusje, moest ik wel even slikken. Best confronterend. Maar hoe vaker ik de ketting zag, des te meer ging ik het waarderen. Ze hield haar zusje zo op een bijzondere manier heel dichtbij. ‘Dat wil ik ooit voor Floppy ook’, vertelde ik haar. Het moment kwam sneller dan verwacht. Maar mijn wens bleef onveranderd: een beetje as van Floppy in een bedeltje aan mijn armband. Mijn moeder regelde alles met de juwelier. Die krabde zich even achter de oren: zo’n verzoek had hij nog niet eerder gehad. Hij ging zijn best doen. En dat heeft hij gedaan. Vandaag mocht ze het juweeltje ophalen. Want een juweeltje is het geworden, letterlijk en figuurlijk. Morgen zou Floppy 18 jaar zijn geworden. Hij heeft het helaas niet mee mogen maken. Maar ik kan me geen mooier postuum verjaardagscadeau voorstellen dan dit!