Alles voor het goede doel

Alles bij elkaar is het toch wel spannend, hoor. De sfeer, de ontvangst, de duizenden hardlopers én mensen in een rolstoel. Voor hen doen we het: elke euro gaat naar onderzoek naar dwarsleasie. Die ene jongen lijkt sprekend op Erben Wennemars. En aan de drukte rondom die mevrouw mag je afleiden dat ook zij BN-er is. We gaan van start en ik hol zo hard en beheerst als maar mogelijk tussen alle anderen. Mijn broer is allang niet meer in zicht. Ineens voel je de spanning ergens achter je toenemen, het zenuwachtige gegiechel, het gejuich. De laatste meters trek ik onder me door. Dan rijdt de crashcar me voorbij en knipoogt Max Verstappen naar me. Top! …. Toch? Ik zag het allemaal voor me. Maar helaas. Voor mij geen Wings for Life World-run op 8 mei. Fysiotherapeut zegt dat ik iets te fanatiek getraind heb. Knie kapt ermee. Koppig doorlopen is knap stom. En zeker met onze reis in het vooruitzicht: afhaken en wel nu meteen. Een beetje verdrietig ben ik toch wel. Ik had me erop verheugd. Niettemin: het is zoals het is. En langs de kant broer en oud-collega toejuichen is ook een goed doel.

Of zo’n dag

Beeldmerk+payoffGlimlachend schud ik haar hand. Soms voel je gelijk een klik met iemand, en dat is prettig. Ze heeft gevraagd of ik haar wil helpen bij een onderzoek door wat te vertellen over dat waar ik zo graag over spreek en na twee jaar zoveel over weet: onze organisatie. We pakken een kopje koffie en praten even over algemene zaken. Ze is iets ouder dan ik en net als ik getrouwd met een lieve echtgenoot, en met haar werk. En heeft net als wij een paar jaar geleden afscheid moeten nemen van een hond waar ze stapelgek op was. De blik waarmee we elkaar aankijken, zegt genoeg: dit wordt een leuk gesprek. Ze drukt op ‘opname’ en stelt haar eerste vraag. Ik vertel hoe het begon, over de dromen, de uitdagingen en de mooie mensen en bedrijven die de oprichters op hun pad ontmoetten. Ik illustreer de kennis met ervaringen van hulpvragers en -bieders en de lichtjes in mijn ogen branden volop als mijn team ter sprake komt. Als haar laatste vraag is beantwoord en de opname-knop weer uit staat, praten we nog wat na. Ze wrijft over haar armen en wijst op het zichtbare kippenvel. Ze is geraakt door mijn woorden, zegt ze. En ze wil graag meedoen, bijdragen, helpen. Ze noemt een paar mogelijkheden die ze vanuit haar netwerk kan en wil inzetten. Of ik daar interesse in heb. En dat heb ik! Als ze me weer bij de ingang heeft afgezet, zwaai ik naar de receptioniste en loop naar buiten. Op wolkjes. Roze wolkjes. Zo’n dag dus. En weer door.

Zo’n dag

  

Het is druk. Heel erg druk. De deadlines vliegen rond mijn oren. En ik heb niet alles zelf in de hand. Terwijl mijn vingers over de toetsen van mijn laptop vliegen, vraag ik Siri een contactpersoon te bellen en gebaar ik smekend naar mijn collega om alsjeblieft een kop koffie voor me in te schenken. In mijn oor klinkt een negatief antwoord waarvan ik zo had gehoopt het niet te hoeven horen. En tegelijkertijd popt ook nog een e-mail met een andere uitdaging op. Hier zat ik niet op te wachten! Knarsendtandend houd ik alle ballen in de lucht en in gedachten wissel ik een paar stevige woorden met nietsvermoedende voorbijgangers. Als na een paar uur de meeste zaken weer  (nagenoeg) onder controle zijn, wend ik me tot mijn collega. Ze lacht me toe. Ik ben niet vaak op kantoor en vind het gezellig als we een dag samen werken. Dan zegt ze: “Je straalt altijd zo’n rust uit, bent vrolijk en opgewekt. Daar geniet ik echt van!” Even kijk ik haar stomverbaasd aan en schiet dan in de lach. “Het is maar goed dat je niet in mijn hoofd kunt kijken. Want daar werd vandaag heel wat afgemopperd en niet bepaald zachtzinnig.” We schateren het allebei uit en sluiten een paar uur later nog steeds vrolijk de deur achter ons. Gewoon zo’n dag dus. En weer door.