Manlief had vorig jaar het initiatief genomen. Binnen een kleine groep liefhebbers muziek met elkaar delen. Zonder restricties en met als doel om anderen te inspireren, animeren en enthousiasmeren. Soms kwam er iemand bij, die gelijk weer een nieuwe wind deed waaien. Een liedje uit de een z’n jeugd, waar de ander nog jaren en jaren moest wachten om verwekt te worden. Of een bijdrage die een bijzondere herinnering opriep: het verhaal achter de lyrics. En bovenal nieuwsgierigheid opwekkend naar de volgende inbreng. Vandaag ben ik aan de beurt. Ik heb al opgemerkt dat de lijst een wat serieus karakter krijgt. En dat het voor mij dus verleidelijk wordt om een carnavalskraker aan te dragen! Het was bedoeld als een grapje, maar mijn zwager daagt me gelijk uit. Ik ben inmiddels allang geen carnavalsvierder meer, maar vroeger, heel vroeger vond ik het wel geweldig leuk. In mijn geheugen vind ik ineens een kraker van toen ik een jaar of tien was. Op mijn smeekbedes had mijn moeder een bijpassende outfit gemaakt. Ik kon nauwelijks ophouden met giechelen om de ‘spannende’ woorden in de tekst en de uitsmijter in de laatste zin. En scoorde vervolgens bijzonder hoog op het schoolplein. Zonder aarzelen zend ik de titel naar de groep. Mijn zwager vindt ‘m hilarisch, terwijl Manlief zijn ogen vertwijfeld naar boven richt en zich afvraagt waar hij dit aan heeft verdiend. Maar ik ruim wederom giechelend de keuken op, terwijl ik zachtjes zing: “Want …. ik …. heb …..!”
Maandelijks archief: januari 2019
Gedeeld
“Het is er zo licht, dat had ze prettig gevonden.” Ik kijk naar de hoge ramen van het crematorium en beaam in stilte de keuze. Op de voorste rij zit mijn collega met zijn gezin en familie. Zijn moeder heeft de strijd met meneer Alzheimer achter zich gelaten en is een ster met een prachtige glimlach geworden. De muziek tussen de ontroerende bijdragen varieert. Ik verbaas me opnieuw en alweer over de impact ervan. Van een ogenrollende grijns bij de vertaling van Blue Bayou door Benny Neyman tot de stille tranen bij Claudia’s ‘Mag ik dan bij jou?’ De voorgangster zegt tegen de vijfjarige kleindochter dat tranen helemaal niet erg zijn. Die zitten in je lichaam en die moeten gewoon af en toe naar buiten. We berusten en laten het toe. Dan nemen we afscheid van de kist met het heel erg vermoeide lichaam van een geliefde vrouw, (schoon)moeder en oma. Zoeken en bieden steun aan elkaar terwijl we wachten op de familie om hen kracht te geven op deze verdrietige dag. Het is een rotziekte! Herinneringen worden niet langer gedeeld. Maar ze zullen nooit verdwijnen zolang iemand ze koestert.
Lesje geleerd
“Kijk, hier lag ik dus.” Ik wijs Manlief de plaats delict aan waar ik een paar weken geleden ben gevallen. In gedachten zie ik de witte lijnen die mijn lichaam (en dat van de twee honden) aangeeft. Manlief wijst op een omhoogstekende stoeptegel. “Dan zal dat waarschijnlijk dé boosdoener zijn van je gekneusde ribben.” Het gaat sinds een paar dagen eindelijk wat beter met me. Ik heb nog steeds een korset nodig voor ondersteuning, hard lachen is niet fijn en ik ben onveranderd naar een goede (slaap)houding op zoek. Maar verbetering dus en daar gaat het om. Ook de impact van de gebeurtenis neemt af. Het feit dat zo’n stom voorvalletje zoveel consequenties kan hebben. Dat hulp vragen ‘even doorzetten’ en daarna de moeite echt waard is. En de heftige constatering dat ook ik vooroordeel: het meisje dat als eerste naast me neerknielde, was ‘gothic all over’. Het zou haar vast niks boeien als er iets gebeurt. Toch? Het tegendeel was waar, tot aan een bemoedigend kneepje in mijn hand aan toe. Dus naast bijzonder onverkwikkelijk heeft deze situatie ook iets goeds opgeleverd. Ik ben het me bewust en heb mijn lesje geleerd: voortaan uitkijken waar ik loop, niet denken dat ik onkwetsbaar ben en nooit meer in hokjes denken.
Adventskalender 2.0
“Weet u wat een adventskalender is?”, vraag ik haar. Ze knikt: “Dat is iets voor kinderen!” Ik lach zachtjes om mijn gekneusde ribben te ontzien en zeg dan: “Het is een dagelijks gekkigheidje met een aardigheidje, boodschap of opdracht. Ik heb er veertien voor u gemaakt. Elke dag één envelop.” Ze ligt op dezelfde kamer in het ziekenhuis als mijn moeder, en heeft vandaag verschrikkelijk nieuws te horen gekregen. Als in ‘over en uit’. Gelukkig heeft ze een euthanasieverklaring, en kan ze zelf het moment bepalen. Enigszins, want zo eenvoudig en snel gaat het allemaal ook weer niet. Over twee weken blaast ze haar kaarsje definitief uit. En om haar een dagelijks lichtpuntje te geven, heb ik een kalender gemaakt. Met vragen om terug te denken aan een favoriet restaurant, een mooie vakantie, het grootste geldbedrag ooit gevonden op straat. Ze pakt mijn handen stevig vast, in haar ogen staan tranen. We kennen elkaar nauwelijks, maar eindigheid geeft vertrouwelijkheid en maakt contact leggen gemakkelijker. Ze heeft niemand meer, op een paar verre neven en wat kennissen na. “Denk erom, hoor, één envelop per dag!”, hef ik glimlachend mijn vinger. En knuffel dan mijn moeder nog een keer stevig voordat ik weer naar huis ga. De volgende dag zit ze rechtop in bed, en zwaait al vanuit de verte. “Die van gisteren was zo leuk, er zat confetti in!” vertelt ze stralend. Ik maak even een praatje en richt me dan weer tot mijn moeder, die gelukkig langzaam maar zeker herstelt van een fikse darmontsteking. Als ik afscheid neem van de dames, zie ik dat ze zich verheugt op de volgende envelop. Ik word er zelf blij van, al weet ik dat het aftellen ook zwaarbeladen is. Iemand zou niet alleen dood moeten mogen gaan. Nooit.
(niet) Lachen
En zo krijg ik dus voor het eerst in alweer bijna vijf jaar de kans ook in het andere deel van mijn werkterrein ervaringen op te doen. Hulp vragen én accepteren. Want dat zal nodig zijn. Volgens de huisarts had ik mijn ribben zelfs beter kunnen breken: minder pijnlijk en sneller herstel. Maar op die hulpvraag is tot nu toe nog niet gereageerd. Naast een enorme dosis pijnstilling (die niet afdoende helpt) is het advies om rustig in beweging te blijven. Af en toe diep in en uit te ademen om longontsteking/-perforatie te vermijden. Beslist geen zware dingen te tillen. En dit zes weken vol te houden. Dus. Langs alle kanten krijg ik steunbetuigingen en tips. Ook van een samenwerkend partner, die na een zeer ernstig ongeluk een paar maanden geleden nog volop aan het revalideren is. Op haar vraag ‘waarom niemand mij tegenhield toen ik op die tafel wilde dansen’, schiet ik in de lach. Au! Was het maar een spectaculair verhaal geweest, in plaats van een stomme struikeling over een stoeptegel en uiterst onhandige landing op het hardplastic handvat van de riem. Maar goed, opvallend is wel hoe vaak ik eigenlijk lach op een dag. Ben me er nu terdege van bewust. Ach, zo heeft elk nadeel dus ook een nadrukkelijk voordeel. Niettemin indringende vraag aan alle lezers: laat me voorlopig maar even niet lachen. Waarvoor dank!
Smak
En Manlief zei het nog toen we vanochtend afscheid namen: “Pas goed op jezelf vandaag.” Iets wat hij regelmatig zegt en waar ik altijd braaf bevestigend op antwoord. En me er meestal ook naar gedraag. Twee honden, een lunchwandeling en een losse stoeptegel later, lig ik ineens op straat. Naast me hurkt een meisje neer, die de riemen even overneemt. De mannen die een eindje voor me liepen, hollen terug en helpen me overeind. “Wat aardig, we letten dus wel op elkaar.”, denk ik nog. En zak dan terug op de stoep. Pijn! Ik ben op een van mijn handen gevallen, met daarin het harde handvat van Darwin zijn riem, en ademen is erg naar. Een automobilist, die ook is gestopt, grijpt naar zijn telefoon: “Ik bel een ambulance.” Maar dat staat mijn gekrenkte ego niet toe, dus ik wapper: “Heel eventjes wachten, het gaat vast zo wel weer.” En inderdaad zakt de pijn na een paar minuten. Het meisje maakt intussen met een doekje mijn handen en knieën schoon: het bloed valt gelukkig mee. Dan krabbel ik opnieuw overeind en bedank iedereen. Ik loop een stuk voorzichtiger via de kortste route terug naar huis. Met een paar paracetamols en een kopje thee ga ik weer achter mijn laptop zitten. En app ik Manlief: “Missie mislukt! Morgen weer een dag.”