Speldenkussen

Al vanaf ik het me kan heugen, sterker nog: van vér vóór ik het me kan herinneren, ben ik gemakkelijk wagenziek. Ik herinner me de gezichten van mijn ouders (meelevend) en mijn broer (afkeurend) als ik bij de zoveelste haarspeldbocht uit de auto hing <gecensureerd>. Zo ziek, zo beroerd. Naarmate ik ouder werd en vooral toen ik zelf een rijbewijs had, verminderde de misselijkheid wel wat. Maar het blijft een aandachtspunt. En ik ga eigenlijk nergens naar toe zonder primatour en seabands op zak. Totdat Manlief en ik samen naar Amerika zouden gaan. Met heel veel kilometers voor de boeg (lees: autowielen). En ik ergens iets las over acupunctuur en reisziekte. Tegen beter weten in onderging ik de behandeling: niet echt prettig, maar ach. Ik herinner me mijn stomme verbazing in een vliegtuig te zitten zonder klachten én zonder hulpmiddelen (behalve de gebruikelijke zodat de machine in de lucht bleef) beter! Dat was toen. Dit jaar medio mei gaan we wéér. ‘Heb je al een afspraak gemaakt?’, vroeg mijn schoonmoeder. En zo lag ik dus wederom op de bekende behandeltafel, met zeventien naalden op diverse plekken. Nog steeds geen pretje, maar het goede nieuws: de zwakstroom komt pas in een later stadium. Degene die me behandelt, vraagt wat voor werk ik doe en twintig minuten later houd ik mijn mond en zij de spelden uit mijn lichaam. Ach, er zijn ergere dingen. En ik weet waar ik het voor doe, dus ik zet dapper door. ‘Wie mooi wil zijn, moet pijn lijden’, zei mijn oma vroeger altijd. Wie niet wagenziek wil zijn ook.

Donker

Onze stagiaire had zich met hart en ziel aan haar onderzoek gewijd. En aan ons. En vond dat we wel héél hard en gepassioneerd werkten. Dus toen we haar uitzwaaiden, lachte ze en gaf ons een tegoedbon: ‘Ik heb ook een cadeautje voor jullie. Niet voor je uit blijven schuivendonker, hoor. Samen iets leuks doen moet ook af ten toe!’ Goed, dat ‘niet uitstellen’, dat was niet helemaal gelukt. Maar nu staan we dan in hartje Amsterdam. Je mag niets meenemen, ook geen mobiel of horloge. Alles verdwijnt in de kluis. Dan leg ik mijn hand op de schouder van mijn collega en verdwijnen we achter een gordijn. De bijna blinde ober zorgt dat we óp een stoel komen te zitten. Even word ik heel misselijk, maar dat trekt gelukkig snel weg. Ik zie een rode gloed rechts. ‘Sorry, ik zal mijn aura wat lager zetten!’, schatert een andere collega. Dan klinkt er ineens een stem naast me: de ober is terug. Er wordt een bord voor me neergezet (zegt hij). ‘Smakelijk!’ Mijn vingers voelen een zacht bolletje, mijn tong vertaalt dit even later in een gesuikerd spekje. De volgende is lastiger: een schijfje dat even later een stukje kiwi blijkt te zijn. Toch? De sfeer is gezellig, een beetje hilarisch, maar dat komt door de spanning, legt de ober uit. Hij vertelt dat we in een grote verduisterde zaal zitten, met plaats voor zo’n 90 mensen. Als hij had gezegd dat we in een meterkast zaten, had ik ‘m ook geloofd. We zien écht hélemáál niets! Alle andere zintuigen staan daardoor op scherp. Je hoort dingen, proeft smaken, ervaart prikkels die anders aan je voorbij gaan of onopgemerkt blijven. Ook grappig, want als ik het oor van mijn collega wil vinden om ‘m non-verbaal “van repliek te dienen” na een geslaagde opmerking, kost me dat toch geen enkele moeite! Ik hoef alleen de richting van zijn stem maar te volgen. Na een uurtje staan we weer buiten, knipperend tegen het licht. Het was een geweldig leuke ervaring. Dank je wel, Anke! Bijgaand een groepsfoto tijdens de chocoladeproeverij bij CTaste!

Wakker

Eigenlijk heeft hij niet veel tijd voor z’n tante. Prima als ze even de vakantiepost komt afgeven en hem dan knuffelt. Maar hij zit voor de televisie en het is spannend. Dus al mijn vragen of het leuk was en waar de serie over gaat, worden éénlettergrepig afgewikkeld. Dan klaart zijn gezichtje ineens op: ‘Wil je mijn wekker zien?’ Hij pakt mijn hand en trekt me mee naar de trap. De gordijnen in zijn kamer zijn nog dicht, dus de wekker aan de muur valt des te meer op. Hij glundert en licht toe dat hij in bed moet blijven als het konijntje slaapt. Maar dat hij mag gaan spelen als het konijntje op de weg huppelt. Ik uit bewonderende kreten die hem aanmoedigen me ook mee te nemen naar de kamer van zijn zus. Daar hangt de meisjesvariant: roze met een koe als onderwerp. Hij wordt steeds enthousiaster van mijn aandacht, dus de volgende stop is de kamer van de ouders waar maar liefst twee wekkers op de nachtkastjes prijken. Het is wat lastiger uit te leggen, maar het lukt hem wonderwel de diverse knopjes te benoemen. Als we voorzichtig de trap weer aflopen, is hij zichtbaar blij met de onderbreking. Maar dan duikt hij weer voor de televisie: kwestie van prioriteren. En ik vervolg mijn route door de zaterdagochtend met een wakkere blik in mijn ogen. Mede dankzij al die wekkers.