Dat verdient een bloemetje

Een collega had zich bijzonder verdienstelijk gemaakt tijdens de afwezigheid van een zwangere medewerkster. En dus besloot mijn leidinggevende dat ze wel een bloemetje had verdiend. De bloemist beloofde het vóór de middag bij de receptie af te geven. Toen ik maar niets hoorde, belde ik voor alle zekerheid nog even ter bevestiging. Ze waren zojuist bezorgd, zo deelde men mij mede. Maar een telefoontje naar de receptie leverde geen bloemen op. Na enig onderzoek bleken ze bij de bewaking helemaal aan de andere kant van het gebouw te staan. Echter, toen ik daar aankwam, wist de portier van niets. Weer de telefoon gepakt: ‘Sorry, vergissing, er is nu iemand onderweg naar de hal!’ Helaas, ook daar ving ik bot in plaats van bloemen: de collega arriveerde, maar zonder boeket. Eindelijk, heel veel later, kwam het verlossende telefoontje: ze waren abusievelijk bij het andere filiaal afgegeven. De bezorger was nú onderweg naar het juiste kantoorpand. Nou, als die speurtocht geen bloemetje verdient, dan weet ik het niet meer!

Verwarring

We hebben post van het theater ontvangen voor iemand anders, maar met ons adres. Omdat ik er toch moet zijn, neem ik ‘m mee. ‘Alstublieft’, zeg ik, ‘deze is verkeerd geadresseerd en niet voor mij bestemd’. De mevrouw leest het adres. ‘Ah, mevrouw Willemsen, wat kan ik voor u doen?’ Ik schud mijn hoofd, en leg het nog een keer uit. ‘Ik ben mevrouw Willemsen niet, deze naam is gekoppeld aan het verkeerde adres’. ‘U bent verhuisd?’ Nogmaals waag ik een poging: ‘Ik woon op dat adres, maar ik ken meneer Willemsen niet. In uw pc staat dus een verkeerde straatnaam achter de naam ‘Willemsen’. Ik woon daar al heel lang, dus waarschijnlijk is er in uw adressenbestand iets mis gegaan.’ Nauwkeurig streept ze de straatnaam door. Ook de letters van de postcode worden gewijzigd. Glimlachend bedankt ze me voor de moeite. Als ik wegloop hoor ik haar nog net zeggen: ‘Prettige avond nog, mevrouw Willemsen!’

Lawaai

Floppy heeft het naar zijn zin. Hij is naar de kapster geweest, waar hij een grondige hekel aan heeft. Zowel aan kapster als aan kapbeurt, terwijl beide het zo goed bedoelen. En dus is hij blij dat hij weer thuis is. Al zijn speelgoed (en hij heeft veel speelgoed) wordt tevoorschijn gehaald en door de lucht geslingerd. Hij blaft, hoog en schel, om de aandacht op zich te vestigen. Dat lukt. Even spelen we met hem. Maar dan houden we het voor gezien. Zeer tegen de zin van meneer in. Hij blaft en blaft en blaft, gebiedend met zijn kop schuddend. Baas heeft er genoeg van. ‘Als je nou niet heel gauw je snuit houdt’, zo dreigt hij, ‘dan brengen we jou ook naar de overbuurman! Net als Bertje! En je weet hoeveel lawaai die maakte! Zo doen we dat met huisdieren die teveel kabaal maken!’ Het is stil. En het blijft stil. Je maakt mij niet wijs dat Floppy hem woordelijk heeft begrepen. Maar hij heeft het ook niet zo op overbuurman. Dus voor alle zekerheid gaat hij netjes in zijn mand liggen. Heel braaf. En stil. Zodat we aan de overkant van de straat nog net Bertje kunnen horen fluiten.

Ethiek

Vandaag kregen we een themalunch over ethiek. De wijze waarop we met z’n allen met elkaar omgaan. De voorbeelden waren behoorlijk actueel. Wat doe je als je weet dat de buren een hennepkwekerij hebben? Of de aanlevering van de voorraad voor de coffeeshop een beetje duister is? Wat als jouw buurman cartoonist is en het niet zo heeft op alloctonen? Rode draad bleek dat je erover moest praten. In principe is er geen goed of slecht. Maar om te weten wat het juiste is, kun je beginnen met te vragen naar de mening van een ander. De discussie openen. Respect tonen voor elkaars mening. ‘Samen komen we er wel uit’, zo werd de bijeenkomst afgesloten. Waar heb ik dat meer gehoord?

Timemanager

Mijn baas houdt deze week drie personeelsbijeenkomsten. Met behulp van een presentatie, die nogal nauw in de tijd is gepland. En omdat hij graag praat en soms wat moeite heeft om de tijd in de gaten te houden, vroeg hij mij om hem een seintje te geven als hij moest afronden. Gisteren was de eerste bijeenkomst. Ik heb gekucht, gezwaaid, gekeken en zachtjes gehumd. Niets hielp. Hij knipoogde uiteindelijk een keer terug en kletste rustig verder. Tja, ik spring ook niet op in een zaal met 70 aandachtig luisterende medewerkers. Toen we naderhand samen nog wat verbeterpunten doorliepen, spraken we af het vandaag anders aan te pakken. Hoe, daar zouden we ons op bezinnen. Hij was het alweer vergeten, totdat ik hem het zoveelste kopje koffie bracht, kort voor aanvang. ‘Nee, dank je’, sloeg hij af, ‘anders blijf ik naar het toilet lopen!’ Ik schudde mijn hoofd. Hij keek niet begrijpend. ‘Je mag vantevoren niet meer naar het toilet. En dan moet jij eens opletten hoe goed je de geplande tijd tijdens de presentatie in de gaten houdt!’

Verkouden

De afgelopen dagen belt de een na de andere collega: ‘Ik kan niet komen vandaag, ben te beroerd om mijn bed te verlaten’. Zelfs de baas, die normaalgesproken toch wel tegen een stootje kan, mompelt iets onverstaanbaars, onderbroken door een niesbui. Ik houd mijn hart vast. Meestal voer ik de gelederen aan, ondanks de jaarlijkse griepprik. Maar tot nu toe gaat het goed. Veel in de buitenlucht, sporten, gezond eten en meer van grootmoeders middeltjes. Vandaag hebben we afgesproken met vrienden, die we alweer te lang niet hebben gezien. De koelkast staat vol lekkers, de keuken ruikt naar versgebakken appeltaart en de spelletjes staan al klaar, voor na de geplande boswandeling. Maar om half 11 gaat de telefoon: griep, sorry, kan niet. Niets aan te doen, ziek is ziek. Ik nestel me op de bank met een boek. En rol er dan bijna vanaf door een plotselinge niesbui. Binnen een uur lig ik zelf onder de dekens: bibberend en gammel. Zou het dan toch? Maar nee, gelukkig knap ik tegen de avond op. Dit keer was het ‘net niet’. Nu maar hopen dat het zo blijft.

Strippenkaart

Ze mag weer, mijn moeder. Op 14 maart (of eerder als een andere patiënt uitvalt) mag ze onder het mes. Versleten schouderspier. Het zal tijd worden, want het is bepaald geen lolletje: nauwelijks bewegingsvrijheid en veel pijn. Daarna moet ze van navel tot pols in het gips gedurende zes à zeven weken. Dat is nog veel minder fijn, want je bent volledig afhankelijk van anderen. Dit weten we nog van een paar jaar geleden, toen de andere schouder werd geopereerd. Om de situatie zo prettig mogelijk te maken, nemen de kinderen de verzorging voor hun rekening. Met medewerking van thuiszorg, werkgevers en thuiswerkplekken moet het lukken. Maar ook de inzet van mijn moeder zelf is belangrijk. Het valt namelijk niet mee om voor iemand te zorgen die (terecht of niet) veel klaagt. Daarom krijgt ze een klaagstrippenkaart, net als vorig keer. Per dag mag ze tien minuten boos zijn, klagen of huilen. Aan het eind van de periode worden de niet gebruikte klaagdagen beloond. Drie niet-geklaagde dagen: een kraslot. Vijf klaagdagen over: een gratis pizza naar keuze. Of zoiets. We komen er wel, met z’n allen. En humor niet te vergeten! Want hoe zwaar het ook met name voor mijn moeder zal zijn: we overleven het wel. En mam: ik ben razend trots op je. Ondanks de moeilijke momenten zet je door en blijf je vrolijk! Op naar de hoofdprijs: een pijnloze, sterke schouderspier!

Valentijn

We grinneken wat onder elkaar. Ik heb iets liefs voor mijn echtgenoot gekocht, uiteraard met kaart. Ook mijn collega’s hebben verrassingen voor hun partners in petto. Eigenlijk is het grote onzin, dat hele Valentijns-gedoe. Maar toch: het is leuk! Veel leuker dan secretaresse- of moederdag. Dan gaat de telefoon. Mijn collega pakt op. ‘Hoi! …. Wie, ik?? … Euh, ik weet niet hoe ik dit aardig kan zeggen, maar nee dus: echt niet! … Dat kan wel zo zijn, maar het is dus niet zo … Nee, natuurlijk zeg ik dat niet om de spanning op te drijven!!!’ En zo gaat het nog even door, totdat ze vrij bits de verbinding verbreekt. We kijken haar vragend aan. Meer heeft ze niet nodig, ze barst los. Blijkt dat een mannelijke collega een anonieme Valentijnskaart heeft gekregen. En daarop haar handschrift meende te herkennen. Nogal stellig meende te herkennen! ‘Alsof ik ooit aan hem een kaart zou sturen!’, briest ze nog na. Ze heeft een partner, waar ze gelukkig mee is. Maar ja, op Valentijnsdag mag alles. Toch lijkt het ons beter haar niet te plagen. Maar als ze even naar het toilet is, proestten we het alsnog uit. Blij dat de bewuste collega niet ons handschrift dacht te herkennen! Maar stiekum ook een klein beetje benieuwd hoe dat is: een geheime aanbidder. We zullen het nooit weten. Hij wel!

Logica

Als ik thuiskom, ligt er een briefje in de brievenbus. Van de glazenwasser. Met een standaardtekst informeert hij me dat de ramen zijn gewassen op 13 februari, iets onleesbaars en dat hij binnenkort komt afrekenen. Dat is een beetje vreemd, want hij weet dat bij de buren altijd een envelopje voor hem klaar staat. Ik probeer het gekrabbel te ontcijferen, maar helaas. Ook een telefoonnummer is nergens te bekennen. Ik zoek het op in de telefoongids en een moment later heb ik hem aan de lijn. ‘Ja’, zegt hij. ‘Maar u wilt toch graag een briefje, zodat u weet wanneer ik ben geweest? Dat is zo’n briefje!’ Ik leg hem uit dat ik de tekst anders heb opgevat. Ik dacht dat hij nog geld van ons tegoed meende te hebben. ‘Oh, dat! Nee hoor, ik heb het envelopje meegekregen, helemaal in orde. Maar we hebben geen andere briefjes. Dus ik dacht dat u het wel zou snappen!’ Tja, tegen die logica kan ik met al mijn communicatiekennis niets inbrengen. Volgende keer zal ik me dus beter verplaatsen in de afzender!

Nieuw!

De teller laat meer dan 115.000 kilometer zien. En hoewel we dus hard aan het sparen zijn voor een verbouwing later dit jaar, wordt het tijd voor een andere auto. Ze doet het nog goed, ons Agila-tje. Maar om de echt grote kosten voor te blijven, moeten we afscheid gaan nemen. Samen met Floppy gaan we naar de dealer. Het model dat we in gedachten hebben, inclusief kleur, staat toevallig in de showroom. Ik open het portier en neem plaats. Nog voordat ik kan reageren, springt Floppy aan mijn voeten. Snel zet ik hem eruit. We lopen om de auto heen en kijken in de achterbak. Deze heeft een echte hoedenplank in plaats van een soort vangnet. Maar ook hier wordt extra inhoud op het laatste nippertje verijdeld: Floppy zette al aan voor de sprong. Tja, wij zijn natuurlijk niet de enige die de auto gaan gebruiken. Ook hij wil de vering uitproberen en heeft een stevige stem in de kleur bekleding. Na een gesprek met de verkoper over de inruilprijs, zijn we eruit. Het contract wordt ondertekend en eind maart zijn we de trotse bezitters van een nieuwe auto. Ik verheug me nu al op die specifieke geur!