Het is weer kermistijd. Waar de meeste steden in de zomer genieten van oliebollengeur, knetterende muziek en misselijkmakende draaibewegingen, is bij ons het kermisgevoel verbonden aan koude wangen en felle lichten die afsteken tegen de donkere avondlucht. Mijn vriendin en ik maken traditiegetrouw een rondje, verbazen ons over de halsbrekende machines waarvoor je vrijwillig geld betaalt en gaan dan de strijd aan met kamelen. De jongen van de kermiskraam herkent ons zelfs inmiddels. Tradities moet je in ere houden. En dus steek ik vanmiddag mijn hand uit naar mijn nichtje en neefje: “Mag ik mijn kermisgeld alsjeblieft?” Verbaasd kijken ze me aan. “Het is kermis, ik ben jullie favoriete tante en dus krijg ik kermisgeld van jullie”, leg ik uit. “Dat eerste deel klopt”, zegt mijn nichtje. “Maar je krijgt echt geen geld van mij.” Mijn neefje zegt niets. Hij loopt naar het bureau en haalt er een portemonnee uit. Even rommelt hij en steekt me dan een muntje toe: “Van mij krijg je een euro, hoor, tante Dorine.” Ik bedank hem uitbundig. “Maar dan moet je wel iets voor mij winnen!” Ik beloof het plechtig en steek zeer on-tantevriendelijk mijn tong uit naar mijn nichtje. Die volgt keurig opgevoed mijn voorbeeld. ’s Avonds win ik bij het kamelenracen een speelgoedvrachtauto. Van het kermisgeld dat ik van mijn neefje kreeg.