Rood

Het is druk, heel erg druk op kantoor. En ik voel me hondsberoerd. Grieperig, keelpijn, snipverkouden. Niet zo gek als je kijkt hoe druk het de laatste maanden is. En het steeds weer wisselende weer. Dus ik besluit een paar dagen vanuit huis te werken: dan lopen de deadlines geen gevaar en kan ik waar nodig en mogelijk even rusten tussendoor. Daardoor heb ik dus ook weinig tijd voor Darwin. Op zich is dat geen probleem: zolang hij maar regelmatig naar buiten kan en zijn natje en droogje heeft, vindt hij zijn weggetje wel. Maar dan ineens staat hij naast me, met een bloedrode, natte poot. Ik schrik me wild: heeft hij zich bezeerd? Snel inspecteer ik het pootje. En schiet dan in de lach. De kersenboom op ons dakterras hangt afgeladen vol met kersen. Waarschijnlijk heeft hij er een op de grond gevonden (of zelf geplukt door op de bank te gaan staan). En blijkbaar is die in de smaak gevallen! Ik was het pootje en de plekjes op de vloer waar hij heeft gelopen. Rare hond! Maar wel een lekkerbek!

Ouderavond

‘We organiseren regelmatig activiteiten’, vertelt de eigenaar van de hondendagopvang. Ik knik, half geïnteresseerd. We zijn natuurlijk druk bezig met de opvoeding van Darwin, zodat hij evolueert tot een voorbeeldige hond. Maar het is al met al best druk. En doggydancing en spoorzoeken is niet zo aan ons besteed. ‘En dan is daar de ouderavond’, vervolgt hij. Nu heeft hij wel mijn volledige aandacht. Het blijkt dat er regelmatig een avond wordt georganiseerd voor baas met hond. Dan worden de bevindingen van de toezichthouders gedeeld met de eigenaren. Praktische tips uitgewisseld en wetenswaardigheden in het algemeen gedeeld. Er is zelfs een gedragstherapeut aanwezig voor de echt lastige gevallen. Kortom: nuttig en praktisch. Manlief en ik besluiten te gaan: alle hulp is meegenomen. Maar met een dikke knipoog: Darwin is en blijft een hond. Niettemin kan ik het niet nalaten om mijn collega’s te plagen. Dus ik merk bloedserieus op dat ik vanmiddag wat eerder weg moet in verband met de ouderavond van onze Darwin. Lang houd ik het niet vol: mijn geschater is over de hele verdieping hoorbaar. Zeker als een collega schalks antwoord: ‘Pas maar op! Straks hoor je dat hij regelmatig buitengezet moet worden!’

Naamgenoten

‘En als ik je per ongeluk “lieverd” noem, dan komt dat omdat je dezelfde voornaam hebt als Manlief’, waarschuw ik een nieuwe collega. Ik ga met hem een indrukwekkend project draaien de komende maanden, en we zullen veel tijd samen doorbrengen op kantoor en op locatie. Hij lacht en zegt dat hij er alert op zal zijn. Thuis vertel ik het tegen Manlief, die het een handige actie vindt: ‘Anders krijgt hij maar ideeën, en dat willen we niet’. Een week later hebben we afdelingsoverleg. In afwachting van de laatkomers praat ik wat met een collega. En laat de naam van Manlief vallen. Mijn nieuwe collega kijkt gelijk vragend op. ‘Nee’, zeg ik, ‘dit ging dus over mijn Manlief!’ Hij schiet in de lach. En antwoordt adrem: ‘Maar ik ben toch ook jouw Manlief? Tijdens kantooruren!’ Iedereen lacht nu. Maar ik zie in gedachten al de voordelen. Op het juiste moment zeggen: ‘Manlief, ga aan het werk!’ Met als gevolg dat de ramen worden gezeemd èn dat lastige leveranciers tot de orde worden geroepen. Hmmmmmm, nog eens even op broeden.

Lesje in nederigheid

Mijn zwager geeft net als elk jaar een voorproefje van wat zijn theatergezelschap het komende seizoen gaat brengen. Schoonmama, Manlief en ik gaan er samen naartoe. En uiteraard vooraf eerst lekker uit eten. Ik draai mijn hand niet om voor de organisatie: agenda’s naast elkaar leggen, datum prikken, kaartjes regelen en een reservering bij het restaurant. Over tot de orde van de dag. Dan mailt Schoonmama: ‘Op de site staat een andere datum. Of vergis ik me nu?’ Ik glimlach en kijk tegen beter weten in. En krijg dan een kleur. Ze heeft gelijk! Ik ben al die tijd uitgegaan van de verkeerde datum! Ik, die bekend staat om haar gedegen en strakke organisatie! Ik bel alle betrokkenen, verzet een afspraak op de nieuwe datum en bied waar nodig excuses aan. Als alles geregeld is (en dit keer goed), moet ik lachen om mezelf. ‘Een lesje in nederigheid op zijn tijd kan geen kwaad’, zou mijn oma zeggen. Voor deze maand kan ik weer een vinkje plaatsen.

Belletje trekken

De bel gaat. Ik zit op een groot pakket te wachten, dus Darwin gaat even in de bench en ik loop naar de voordeur. Er is niemand te zien, maar in de verwachting dat de vrachtwagen schuin voor de deur staat, kijk ik opzij. Tot mijn verbazing is de straat leeg. Dan hoor ik gegniffel en zie ik twee jongetjes een eindje verderop toe staan kijken. Ik zucht. Kinderen. En belletje trekken is zo 2008! Maar goed, ze hebben dus prijs. Eenmaal boven laat ik Darwin vrij en ga ik weer aan het werk. Een kwartiertje later herhaalt het hele proces zich, met nadruk op ‘hele’. De jochies zijn wederom in zicht, maar op veilige afstand. En terecht! Als er voor de derde keer in een uur tijd wordt aangebeld, stuif ik naar beneden en ruk de deur open. Ik val bijna in de armen van een verbaasde koerier. De jongetjes, wel degelijk aanwezig, doen het in hun broek van het lachen. Ik neem het pakket in ontvangst en sluit de deur. Kinderen blijven kinderen. En hoe ouder je wordt, des te berustender je gedrag. Toch?

Zeven vette jaren

Grinnikend wijst Manlief op mijn door de war zittende haren. ‘Zeven jaar geleden zag je er heel wat fotogenieker uit! Ik bedank hem hartelijk voor de opmerking en feliciteer hem met onze trouwdag. Als we aan de koffie zitten, pakken we de trouwreportage erbij. We bladeren door de foto’s van toen. ‘Och, wat waren de nichtjes nog klein toen!’ ‘En kijk, onze vriendin hoogzwanger. Dus haar dochter wordt ook alweer zeven!’ De tijd vliegt. Met sommigen van onze daggasten is het contact verwaterd. Maar gelukkig is iedereen er nog die er toen ook was. Op onze Floppy na dan. Hij zou vandaag maar liefst 20 jaar zijn geworden. Mijn broer stuurt een Whatsapp: ‘Proficiat met jullie trouwdag. Hopelijk zijn de komende zeven jaren toch ook de moeite waard!’ Ik schrijf hem terug dat die periode een paar jaar geleden wettelijk is teruggebracht naar vijf. En dat we dus alweer bijna op de helft zitten. ‘Bovendien’, zeg ik tegen Manlief, ‘als ik zo eens naar ons kijk, dan mogen er ook best een paar pondjes af. Laat die magere jaren maar komen!’

Hond met een verhaal

Darwin ligt te slapen aan mijn voeten. Buiten is het hondenweer, maar hij prefereert de kachel. Als ik na een paar uur zie dat de zon doorbreekt, zet ik ‘m op het dakterras. ‘Ga jij maar even lekker een frisse neus halen!’, zeg ik. Maar hij wil niet. En wringt zich in allerlei bochten: hij wil terug naar binnen. Ik ben onverbiddellijk, want zoals mijn oma zou zeggen: ‘Het is gezond weer’. Dus ik zet hem nog een keer buiten en doe de deur achter me dicht. Vanaf mijn werkplek in de huiskamer houd ik wel een oogje in het zeil, maar ik zie (en hoor) niets. Als ik na een half uurtje ga kijken, zit hij tegen de deur aangedrukt. En holt naar binnen zodra de mogelijkheid zich voordoet. Daar draait hij zich om naar mij en gaat er eens even voor zitten. Hij protesteert luidkeels, wat ik wel niet dacht en dat hij heus wel zelf en of als ik dit ooit nog één keer herhaal, dan … Hij weet van geen ophouden, terwijl de lachtranen over mijn gezicht rollen. Als hij eindelijk ‘uitgesproken’ is, knuffel ik hem toch even. Aai over zijn kopje en zeg ‘Het is goed, hoor, ik heb het begrepen.’ Hij kijkt me aan en snuift nadrukkelijk. Gelooft er duidelijk niets van. En draait zich dan om, terug naar de kachel. We wilden een hond met een verhaal. Check: mission completed.

Hij heeft wat!?!??

De trainster van de puppycursus wijst op de nek van Darwin: ‘Daar zou ik even naar laten kijken door een dierenarts!’ We zien een doorschijnend plekje in zijn zwarte vacht. Er groeien wel haren, maar minder dan op de rest van zijn rug. Het was me al opgevallen. Maar ik dacht dat het met het wisselen van de nestharen te maken had. Ik beloof haar dat ik erop zal wijzen tijdens de maandelijkse reguliere controle. Ze schudt haar hoofd: ‘Het kan puppyschurft zijn, daar kun je beter zo snel mogelijk bij zijn.’ Sprakeloos kijken we haar aan. Hij heeft wat?! Ze licht toe dat het niks ernstigs is. Maar dat hij wel behandeld moet worden om erger te voorkomen. En dus maak ik een afspraak voor na het weekeinde bij de dierenkliniek. Als ik binnenkom, reageert de dierenarts verbaasd. Ik ben anderhalve week eerder nog geweest en toen was iedereen erg tevreden. Ik wijs op de plek en attendeer hem op nog zo’n plekje in zijn zij. ‘De hondentrainster denkt dat het puppyschurft is.’ Hij schiet in de lach. We kennen hem al twintig jaar. En in zijn hele carrière heeft hij nog nooit puppyschurft bij een beagle gezien. Maar tien minuten later lacht hij niet meer. Het klopt. Onder de microscoop zijn mijten in zijn haarzakjes te zien. Die horen daar niet te zitten. Alles gaat ineens heel snel. Hij krijgt een flesje mee waar we hem om de vijf dagen gedurende vijf weken mee moeten behandelen. De fokker moet worden gewaarschuwd: waarschijnlijk zijn z’n broers en zusjes ook het haasje. Darwin laat het gelaten over zich heen komen. Hij vindt zichzelf best zielig. Zeker als hij een paar uur later meurt naar de speciale shampoo. In een handdoek gerold ligt hij tegen me aan te bibberen. De tranen staan in mijn ogen. Dan opent Manlief de pot met kluifjes. Zijn hele uitstraling verandert gelijk: daar heeft hij wel zin in. We schieten in de lach. Puppyschurft is hardnekkig, maar goed te behandelen. Het is niet besmettelijk naar andere honden of mensen toe. Dus het komt wel goed met hem. Of zoals Manlief concludeert: ‘Het is een bijzondere hond! Maar we hebben nog steeds geen spijt!’ (stamboomnaam No Regrets)