Brand bij de buren

Haar stem klinkt hoog en haar adem gaat gejaagd. Iets met rook en buren en pyjama op straat. Dan wordt de verbinding verbroken. Manlief en ik schieten in onze schoenen en haasten ons naar het woonhuis van mijn moeder. Aan het begin van haar straat worden we door de politie tegengehouden. Zo’n 100 meter verderop zie ik blauwe en witte flitsen: de brandweer is er al. Ik mag niet verder, hoe ik ook benadruk dat mijn moeder me nodig heeft (en ik haar). Pas als de ambulance de straat inrijdt, krijg ik toestemming om door te lopen. Te hollen. Een aantal buren staan achter het afzettingslint, maar ik kruip er doorheen en ruk de riem van Sydney uit de handen van een andere politieagent. Dan voel ik een arm om me heen: mijn broer kalmeert me en zegt dat het goed gaat. Mijn moeder zit in de ambulance: ze heeft rook ingeademd, maar het lijkt gelukkig mee te vallen. Even later houden we elkaar huilend heel stevig vast. Als de brandweer naar wat lijkt uren later het sein ‘Brand meester’ geeft, mogen we onder begeleiding naar binnen. Bij de buren heeft een plafondbalk in de kruipruimte vlam gevat door de hitte van de houtkachel. Hoe dat kan, dat wordt nog onderzocht. De brandmelders van mijn moeder hebben een mogelijk drama voorkomen. Nadat het hele huis is gecontroleerd, luidt het advies: vannacht logeren en morgen alles goed doorluchten. Ze pakt wat spulletjes bij elkaar en dan rijden we terug naar ons huis. Als we aan een drankje zitten, zegt mijn moeder: “Ik dacht dat ik stressbestendiger was, maar ik ben zo ontzettend geschrokken. Ik kon alleen maar Sydney grijpen en naar buiten hollen.” Ik bedenk dat ik niet eens aan 1,5 meter of mondkapjes heb gedacht! “We lijken op elkaar”, zeg ik met een glimlach. “Ik dacht ook dat ik rustig kon blijven onder alle omstandigheden. Niet echt gelukt vanavond. Maar het belangrijkste is dat het goed is afgelopen. Echt het allerallerbelangrijkste.”