
En toch, hoe dol ik ook op Darwin ben (en dat ben ik): Floppy is nooit ver uit mijn gedachten. Hij was m’n allereerste hondenvriendje. Mijn maatje tegen wie ik alles vertelde over succesvolle projecten, fijne feestjes, irrationele angsten en mislukte relaties. Hij twijfelde geen moment aan een toekomst met Manlief, sterker nog, als ik er niet voor ging: hij in elk geval wel! Het is alweer tien jaar geleden dat we afscheid moesten nemen. Er hangt een prachtige tekening boven de toilettafel en ik sta regelmatig even stil bij zijn steen in de tuin van mijn moeder. Toevallig komt het gesprek op hem als ik koffie drink bij vrienden, waar hij logeerde als wij op vakantie waren. ‘Hij was zo non-verbaal’, vertelt ze. ‘Ik weet nog die keer dat wij gasten op bezoek hadden en ik hem de (enorme) tuin instuurde. Het miezerde een beetje, maar er waren meer dan voldoende plaatsen waar hij droog kon liggen. Maar dat deed hij niet. Hij kwam voor het raam staan. Nadrukkelijk, terwijl het water van zijn oren drupte. Overduidelijk kwaad. Zelfs een van de gasten zei het: “moet je nou kijken, die is echt pissig!” En dat was hij!’ Ze schiet weer in de lach. ‘Hij wilde naar binnen en wel meteen. Hij duldde geen tegenspraak, we hadden geen keuze. Het was een bijzonder hond.’ Ik glimlach, herken de situatie. Floppy had geen ondertiteling nodig, die maakte overduidelijk wat de bedoeling was, en wat niet. Want dat doen bijzondere honden. En dat was hij.