Kinderwijsheid

Mijn moeder en ik genieten van een lunch met haar vriendin en met mijn vriendin. De laatste heeft haar zoontje van vijf meegenomen, een gezellig en ietwat vroegwijs jochie. Hij toont trots zijn gameboy en demonstreert diverse spelletjes. Terwijl we ons buigen over de keuzemogelijkheden op de kaart, kijkt hij verlekkerd naar de vitrine met gebak. Als we de bestelling doorgeven, knijpt hij me enthousiast in mijn hand: ‘Wij nemen straks appelgebak, he!’ Ik beloof het hem graag: Dudok-gebak is niet te versmaden! Maar de lunch is zalig en overvloedig, dus als de laatste kruimels in mijn maag zitten, kijk ik toch wel ietwat bedenkelijk naar de megagrote stukken appeltaart. We besluiten samen één punt te nemen en likken na elke hap onze lippen af. Zalig! Als de helft van het gebak verdwenen is, duwt hij het bordje van zich af. ‘Neem jij de rest maar, hoor!’, zegt hij. En voegt er vertrouwelijk aan toe: ‘Ik ben eigenlijk aan de lijn en jij kan het hebben!’