
Als ik de hond van mijn moeder wil gaan uitlaten, hoor ik nog net een stukje van ‘Walking on sunshine’ op de radio. Ik vind het een heerlijk nummer, en neurie het zachtjes mee als ik de voordeur open. Misty kijkt me humeurig aan, voor zover dat binnen haar mogelijkheden ligt. Ben ik aan de late kant? Verontschuldigend kroel ik haar even en doe dan de riem om. Normaal sprint ze naar buiten, de nieuwe dag tegemoet. Maar inmiddels is het zachtjes gaan regenen, en daar heeft ze een bloedhekel aan. Ik sleur haar min of meer mee naar het uitlaatveld. Voor de vorm doet ze een klein plasje en gaat dan demonstratief op de stoep zitten. Tegen de tijd dat we ‘uitgediscussieerd’ zijn, zijn we allebei doornat. Van mijn zonnige humeur is weinig meer over. Mopperend neem ik even later plaats achter mijn laptop. Ik verstuur een paar reminders die blijkbaar nodig zijn om de benodigde informatie van derden te krijgen. Hoeveel tijd zou het iedereen schelen als je gewoon je afspraken nakomt? Eerst maar eens koffie halen. De telefoon gaat: iemand die maar geen genoegen neemt met ‘we hebben geen interesse in last minute advertentieruimte’. Op het werkblad van mijn bureau zie ik de schaduw van de donderwolk boven mijn hoofd. Dan voel ik iets warms op mijn knieën. Twee paar bruine ogen kijken me meelevend aan: Darwin en logeetje Willow voelen haarfijn aan dat ik niet in mijn hum ben. En waarom eigenlijk niet? Zo ernstig zijn de hierboven genoemde zaken nu ook weer niet. Ik knuffel de honden stevig en pak nog een kop koffie. Op Spotify zoek ik het nummer van Katrina and the Waves weer op en zing het dit keer luidkeels mee. Buiten regent het nog harder. Maar ik haal mijn schouders op: zonlicht zit van binnen. Soms moet je gewoon even de luiken open zetten.
