
“Je bent een sterke vrouw”, hoor ik regelmatig. Meestal doelt de spreker op het feit dat ik me in een noodsituatie praktisch opstel. Als ik fel ageer tegen (in mijn ogen dan toch) onrecht. Of doorsla in hulpvaardigheid. Ik wuif het weg: zo ben ik nu eenmaal. Maar wat ze niet weten, is dat ik een extreem lage pijngrens heb. In combinatie met aangeboren onhandigheid op het gebied van scherpe messen, leidt dit wel eens tot overdreven vraag om aandacht. Een kleine (maar diepe) snee in mijn hand mag gerust met vele lagen verband aan het zicht worden onttrokken. Zodat niemand hoeft te twijfelen, dat er ‘echt iets aan de hand is’. Dus het zal je als trouwe lezer (niet) verbazen, dat ik me vanmiddag moed- en vrijwillig tot lijdend voorwerp heb laten maken. Ik speelde al een paar weken met het idee, en nu heb ik de knoop doorgehakt. Ik heb in elk oor nu twee gaatjes in plaats van één. De ervaring was gelukkig niet zo traumatisch als toen ik een jaar of negen was en de eerste gaatjes met een forse knal werden geschoten. Eigenlijk viel het zelfs mee. En mijn moeder was ter ondersteuning meegegaan en hield mijn hand vast! “Flink hoor, je hebt ‘m verdiend”, zei de juwelier die mijn voorgeschiedenis kent grijnzend. En reikte me een tegoedbon voor een ijsje bij de buren aan. Ik lachte als een boer met oorpijn. Wie mooi wil zijn, moet pijn lijden. Ik lijd (een beetje), dus ik zal mooi zijn. Kwestie van even doorzetten. Het begin is er.